C-424/18 Italy Emergenza Cooperativa Sociale et Associazione Volontaria di Pubblica Assistenza "Croce Verde"
Prejudiciële hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 10 augustus 2018 Schriftelijke opmerkingen: 27 september 2018 Trefwoorden: aanbesteding; overheidsopdrachten; diensten Onderwerp: - Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG; Feiten: Bij besluit 1754 heeft Azienda ULSS 5 Polesana bepaald dat het primair nood- en spoedziekenvervoer en het secundair ziekenvervoer rechtstreeks wordt gegund aan Croce Verde, waarbij de kosten worden vastgesteld op €2.291.260 per jaar, en derhalve €6.873.780,- voor drie jaar. Italy Emergenza Cooperativa Sociale heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de verwijzende rechter, en aangevoerd dat secundair ziekenvervoer valt onder de diensten die worden uitgesloten van de uitgesloten diensten en onderworpen zijn aan de aanbestedingsregels van richtlijn 2014/24. In afwachting van de uitspraak heeft Azienda ULSS 5 Polesana het voornoemde besluit 1754/2017 ingetrokken naar aanleiding van de nieuwe stroming in de rechtspraak, volgens welke alleen de medische noodhulpdienst bij wijze van uitzondering aan de aanbestedingsverplichting wordt onttrokken, terwijl voor louter ambulancevervoer wel een normale openbare aanbestedingsprocedure moet worden uitgeschreven (lichte regeling). Croce Verde heeft beroep ingesteld tegen de intrekking van het besluit en daarbij aangevoerd dat sommige diensten zodanige kenmerken hebben dat zij niet zonder meer kunnen worden aangemerkt als nooddiensten of als louter vervoer, ten aanzien waarvan niet duidelijk is of daarvoor een aanbestedingsverplichting geldt of dat zij rechtstreeks kunnen worden gegund in de zin van overweging 28 en artikel 10h van richtlijn 2014/24. Overweging: Overweging 28 en artikel 10h van richtlijn 2014/24 zijn volgens verzoekster slecht op elkaar afgestemd; volgens de overweging lijkt namelijk uitsluitend ziekenvervoer per ambulance te vallen onder de diensten waarvoor de lichte regeling geldt, terwijl artikel 10h, doordat de term “uitsluitend” achterwege is gelaten, ruimte laat voor een andere uitlegging. Om te weten hoe overweging 28 en artikel 10 van richtlijn 2014/24 precies moeten worden uitgelegd, gaat de verwijzende rechter over tot het stellen van de prejudiciële vragen. Prejudiciële vragen: 1. Moeten artikel 10, onder h), en overweging 28 van richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat a) ambulancediensten met betrekking waartoe is vastgesteld dat de ambulance tijdens het vervoer wordt bestuurd door een hulpverlener en daarnaast ten minste één hulpverlener aan boord is met de kwalificaties en bevoegdheden die zijn verkregen doordat met succes een opleiding is gevolgd en een examen op het gebied van noodhulp is afgelegd, en b) in de basiszorgniveaus voorziene vervoersdiensten die met noodhulpvoertuigen die worden verricht vallen onder de uitzondering van artikel 10, onder h), of daarentegen worden aangemerkt als diensten in de zin van de artikelen 74 tot en met 77 van deze richtlijn? 2. Moet richtlijn 2014/24 aldus worden uitgelegd dat hij in de weg staat aan een nationale regeling volgens welke a) ambulancediensten met betrekking waartoe is vastgesteld dat de ambulance tijdens het vervoer wordt bestuurd door een hulpverlener en daarnaast ten minste één hulpverlener aan boord is met de kwalificaties en bevoegdheden die zijn verkregen doordat met succes een opleiding is gevolgd en een examen op het gebied van noodhulp is afgelegd, en b) in de basiszorgniveaus voorziene vervoersdiensten die met noodhulpvoertuigen die worden verricht, ook indien er geen sprake is van een acuut noodgeval met prioriteit rechtstreeks worden gegund aan vrijwilligersorganisaties? Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Specifiek beleidsterrein: EZK; BZK