C-427/14 SIA Veloserviss

Contentverzamelaar

C-427/14 SIA Veloserviss

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   3 november 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   20 november 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   20 december 2014
Trefwoorden: douane; btw; fraude

Onderwerp
- Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek;
- Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Verzoekster heeft in 2007 fietsen uit Cambodja geïmporteerd om binnen de EU in het vrije verkeer te brengen. Zij overlegt een certificaat van oorsprong en betaalt geen douanerechten of btw. In 2008 komt bij een controle door LET belastingAut (VID – verweerster) geen onregelmatigheid aan het licht, maar in 2009 ontdekt OLAF dat het certificaat van oorsprong onjuist is (niet in overeenstemming met Unierechtelijke bepalingen). Verweerster controleert alsnog het door verzoekster ingevulde ‘Enig Document’ en constateert dat er fouten gemaakt zijn. Er was geen grond voor tariefpreferenties en de goederen hadden met 14% belast moeten worden. Verzoekster krijgt dan ook een naheffing en gaat in beroep. Zij wordt in het gelijk gesteld omdat volgens de rechter verweerster na de verificatie bij aangifte niet bevoegd was een controle achteraf te doen; er was immers geen strafrechtelijke procedure tegen verzoekster ingesteld. Bij verzoekster is een gewettigd vertrouwen ontstaan dat over de betreffende rechtsverhouding definitief is beslist. Verweerster gaat in cassatieberoep. Zij wijst erop dat het certificaat van oorsprong direct bij de invoer niet gecontroleerd kon worden omdat het toen nog niet voorhanden was. Zij wijst op arrest Greencarrier waarin het HvJEU besliste dat in de zaak Greencarrier de douaneautoriteiten een nieuwe douaneschuld mogen meedelen binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop deze douaneschuld is ontstaan. Bijgevolg kon de VID het eerste controlebesluit aanvullen.

De verwijzende LET rechter (afdeling bestuursgeschillen Hooggerechtshof) twijfelt over de juiste uitleg van Vo. 2913/92 en legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1) Dient artikel 78, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek aldus te worden uitgelegd dat het vertrouwensbeginsel de mogelijkheid beperkt om nogmaals een controle achteraf te verrichten en om de resultaten van een eerste controle achteraf te herzien?
2) Kan het nationale recht van een lidstaat de procedure voor controles achteraf als bedoeld in artikel 78, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, vastleggen en voorzien in beperkingen van de mogelijkheid tot herziening van de resultaten van de controles?
3) Dient artikel 78, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek aldus te worden uitgelegd dat het toelaatbaar is dat het nationale recht voorziet in beperkingen van de mogelijkheid tot herziening van de resultaten van een eerste controle achteraf, wanneer blijkt dat de informatie dat de douaneregeling op grond van onjuiste of onvolledige gegevens is toegepast, niet bekend was ten tijde van de vaststelling van het besluit betreffende de eerste controle achteraf?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-571/12 Greencarrier Freight Services Latvia
Specifiek beleidsterrein: FIN en BZ-BEB

Gerelateerde documenten