C-428/19 Rapidsped

Contentverzamelaar

C-428/19 Rapidsped

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 30 oktober 2019
Schriftelijke opmerkingen: 16 december 2019

Trefwoorden : arbeidsovereenkomst, minimumloon, dagvergoeding, diensten

Onderwerp :

- Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten.

- Verordening nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad

 

Feiten:

Verzoekers reizen of reisden voor de feitelijke uitvoering van hun werkzaamheden naar Frankrijk. Ter dekking van hun kosten in het buitenland verstrekt verweerder een buitenlandse dagvergoeding en een vergoeding als zij brandstof besparen. Aan het begin van elke terbeschikkingstelling verstrekt verweerder tevens een door een Hongaarse notaris gewaarmerkte verklaring en een door de Franse minister van arbeidszaken opgestelde Attestation de détachement aan zijn werknemers waarin staat wat het uurloon bedraagt. Het laatste document wordt door de Franse autoriteiten regelmatig gecontroleerd en aanvaard als bewijs dat de Hongaarse werknemers gedurende hun terbeschikkingstelling in Frankrijk ten minste het Franse sectorale minimumloon ontvangen. Verzoekers hebben een proces tegen verweerder aangespannen aangezien hun loon gedurende de terbeschikkingstelling in Frankrijk lager was dan het Franse minimumloon en stellen zich op het standpunt dat richtlijn 96/71/EG van toepassing is op ondernemingen, waaruit volgt dat verweerder ook onder de persoonlijke werkingssfeer van de richtlijn valt. Daarnaast zijn verzoekers van mening dat de dagvergoeding en de vergoeding voor brandstofbesparing geen onderdeel uitmaken van het loon. Verweerder stelt dat richtlijnen geen rechtstreekse verplichtingen scheppen voor ondernemingen. Verder geeft verweerder aan dat de procedure niet-ontvankelijk is voor een Hongaars gerecht aangezien het Franse wetgeving betreft. Over de dagvergoeding voert verweerder aan dat bij de berekening van het salaris met bepaalde soorten dagvergoeding wel, met andere geen rekening kan worden gehouden.

 

Overweging:

De verwijzende rechter is van oordeel dat de uitlegging van richtlijn nr. 96/71/EG en van verordening nr. 561/2006 en in samenhang daarmee de vergelijking van Unierechtelijke bepalingen met de nationale voorschriften noodzakelijk zijn om in deze zaak een beslissing te kunnen nemen. Naar het oordeel van de verwijzende rechter leidt de omstandigheid dat de door de notaris gewaarmerkte verklaring en de door de Franse minister van arbeidszaken verplicht gestelde Attestation de détachement door de Franse autoriteiten regelmatig worden gecontroleerd tot de conclusie dat de Hongaarse werkgever dient te garanderen dat werknemers voor de duur van hun gedurende de terbeschikkingstelling in Frankrijk verrichte werkzaamheden het Franse minimumloon ontvangen en dat werknemers bij het uitblijven daarvan een arbeidsrechtelijk geschil voor de Hongaarse rechter aanhangig kunnen maken.

 

Prejudiciële vragen:

1.) Dient artikel 1, lid 1, van richtlijn 96/71/EG, rekening houdend met de artikelen 3 en 5 van die richtlijn en met § 285 en § 299 van het Hongaarse arbeidswetboek, aldus te worden uitgelegd dat Hongaarse werknemers in een voor de Hongaarse rechter aanhangig geding een beroep kunnen doen op schending van de richtlijn en van de Franse bepalingen betreffende minimumloon?

2.) Kan de dagvergoeding die werknemers gedurende hun terbeschikkingstelling in het buitenland ter dekking van hun kosten ontvangen als onderdeel van het loon worden aangemerkt?

3.) Is een praktijk waarbij de werkgever vrachtwagenbestuurders in geval van brandstofbesparing in verhouding tot de gereden afstand en het brandstofgebruik een op basis van een formule berekende vergoeding verstrekt die geen deel uitmaakt van hun in de arbeidsovereenkomst vastgestelde loon en waarover zij geen belasting of premies betalen, niet in strijd met artikel 10 van verordening (EG) nr. 561/2006? Bij die praktijk worden de vrachtwagenbestuurders, om brandstofbesparing te realiseren, aangespoord tot een rijstijl (bijvoorbeeld op de helling omlaag zo lang mogelijk in de vrije stand glijden) die de veiligheid op de weg in gevaar kan brengen.

4.) Is richtlijn 96/71/EG van toepassing op het internationale goederenvervoer, met name gezien het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Frankrijk en Duitsland heeft ingeleid op de grond dat deze landen hun nationale regelgeving inzake het minimumloon op de wegvervoersector toepassen?

5.) Kan een richtlijn op zichzelf – wanneer omzetting in nationale wetgeving uitblijft – verplichtingen scheppen voor particulieren en kan een vordering tegen een particulier in een voor de nationale rechter aanhangig geding rechtstreeks op deze richtlijn worden gebaseerd?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten