C-428/20 Skarb Państwa 

Contentverzamelaar

C-428/20 Skarb Państwa 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     4 november 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     21 december 2020

Trefwoorden : wa-verzekering; motorvoertuigen

Onderwerp :

-           Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 houdende wijziging van de richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven;

-           Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid;

Feiten:

Verzoekster vordert van de Schatkist een bedrag van 78 000 PLN, vermeerderd met de verschuldigde vertragingsrente, ter vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de onvolledige omzetting van richtlijn 2005/14. Zij betoogt dat zij, indien deze richtlijn correct was omgezet, een bijkomend bedrag van 78 000 PLN zou hebben ontvangen als vergoeding voor de immateriële schade die zij heeft geleden als gevolg van het overlijden van haar moeder. De Schatkist (verweerder) concludeert tot afwijzing van de vordering op grond dat de richtlijn correct is omgezet. Verweerder beroept zich op het beginsel lex retro non agit en wijst er bovendien op dat de Commissie een niet-nakomingsprocedure tegen Polen had ingeleid wegens onjuiste omzetting van richtlijn 2005/14, maar dat de Commissie op 28 april 2016 heeft besloten deze procedure te beëindigen. Verweerder is van mening dat de Commissie derhalve heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van schending van het Unierecht. De rechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat richtlijn 2005/14 correct is uitgevoerd en dat daarbij gebruik is gemaakt van de toegestane overgangsperioden voor de verhoging van de dekkingsbedragen tot de helft van het streefbedrag en het uiteindelijke dekkingsniveau. De in de richtlijn neergelegde verplichting tot verhoging van de dekkingsbedragen zou enkel betrekking hebben op overeenkomsten die na het verstrijken van de overgangsperiode zijn gesloten en strekte niet tot verhoging van de dekkingsbedragen in overeenkomsten die vóór het verstrijken van die periode waren gesloten, zelfs niet als deze overeenkomsten ook gedurende een bepaalde periode na het verstrijken ervan verzekeringsdekking boden. Verzoekster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Overweging:

Aangezien het Hof zich nog niet over deze kwestie heeft uitgesproken, heeft de verwijzende rechter het noodzakelijk geacht de procedure te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 2 van richtlijn 2005/14/EG.

Prejudiciële vraag:

Was een lidstaat die met het oog op de aanpassing van de minimumdekkingsbedragen een overgangsperiode heeft ingesteld overeenkomstig artikel 2 van richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 houdende wijziging van de richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, verplicht om binnen 30 maanden na de datum van omzetting van deze richtlijn de dekkingsbedragen te verhogen tot ten minste de helft van de in het gewijzigde artikel 1, lid 2, van richtlijn 84/5/EEG voorgeschreven bedragen:

-           met betrekking tot alle verzekeringsovereenkomsten voor motorrijtuigen die na afloop van die 30 maanden van kracht waren, met inbegrip van de overeenkomsten die vóór 11 december 2009 waren gesloten maar ook na die datum van kracht zijn gebleven - voor schadegevallen die zich na 11 december 2009 hebben voorgedaan,

-           of alleen met betrekking tot nieuwe verzekeringsovereenkomsten voor motorrijtuigen die na 11 december 2009 zijn gesloten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-22/12; C-6/90 en C-9/90;

Specifiek beleidsterrein: IenW; JenV; FIN