C-429/24 St. Kliment Ohridski Primary Private School
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 26 augustus 2024 Schriftelijke opmerkingen: 12 oktober 2024
Trefwoorden: onderwijs, consumenten, diensten Onderwerp: - Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten: artikel 2, punten 1 en 6 en artikel 27.
Feiten: Verzoekende partij is ‘St. Kliment Ohridski Primary Private School’ (hierna: school) en verwerende partij is ‘QX’. De partijen hebben twee overeenkomsten gesloten die betrekking hebben op het bezoeken van een dagschool door de kinderen van QX. De overeenkomsten bestonden uit de schoolbezoeken van dochter KL en van zoon SP voor het schooljaar 2022/2023, met als tegenprestatie van QX het betalen van jaarlijks schoolgeld. QX heeft de laatste termijn voor beide overeenkomsten niet betaald, omdat KL en SP op 4 april 2023 van school zijn veranderd. De school heeft een vordering tot betaling van de contractuele boetes uit hoofde van de twee overeenkomsten ingesteld tegen QX, omdat hij de overeenkomsten eenzijdig had opgezegd door de kinderen van school af te melden. QX stelt dat het boetebeding nietig is wegens strijd met de goede zeden.
Overweging: De verwijzende rechter stelt dat het verwarrend is dat de school enerzijds een school is waarbij het onderwijs plaatsvindt overeenkomstig de nationale onderwijsnormen die gesteld zijn, en anderzijds dat QX en de school een schoolovereenkomst gesloten hebben waarin de randvoorwaarden voor het schoolbezoek, zoals schoolgeld, betalingstermijnen, etc, worden vastgesteld. Hierbij is de school een handelsvennootschap, terwijl de ouders van de leerlingen verplicht zijn om hun kinderen in te schrijven voor onderwijs. In die omstandigheden vraagt de verwijzende rechter zich af of de tussen partijen gesloten overeenkomst een consumentenovereenkomst, een privaatrechtelijke dan wel een commerciële overeenkomst is. Het is de verwijzende rechter niet duidelijk of QX de hoedanigheid van consument van een dienst heeft, aangezien hij verplicht is zijn kinderen naar school te sturen. Dezelfde vraag geldt voor de leerlingen. De verwijzende rechter wil weten of richtlijn 2011/82 op de betrokken rechtsverhouding toegepast kan worden, omdat de richtlijn ziet op consumentenrechten.
Prejudiciële vragen: 1. Moet het begrip „consument” in de zin van artikel 2, punt 1, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst) aldus worden uitgelegd dat daaronder ook valt een ouder die met een particuliere school een schoolovereenkomst heeft gesloten die ertoe strekt dat zijn kinderen het verplichte schoolonderwijs krijgen bij die school, die als handelsvennootschap is geregistreerd?
2. Moet het begrip „consument” in de zin van artikel 2, punt 1, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst) aldus worden uitgelegd dat het betrekking heeft op een leerling die op grond van een schoolovereenkomst tussen een ouder en een als handelsvennootschap geregistreerde particuliere school tegen betaling het verplichte onderwijs volgt op die particuliere school?
3. Moet het begrip „dienstenovereenkomst” in de zin van artikel 2, punt 6, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst) aldus worden uitgelegd dat het betrekking heeft op een schoolovereenkomst tussen een ouder en een als handelsvennootschap geregistreerde particuliere school over het verstrekken van verplicht onderwijs aan leerlingen, op grond waarvan de ouders ter financiering schoolgeld moeten betalen?
4. Indien een of meer van de drie voorgaande vragen bevestigend worden beantwoord, moet de vraag worden beantwoord of artikel 27 van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (voor de EER relevante tekst) aldus moet worden uitgelegd dat de leerling of de ouder ervan kan worden vrijgesteld schoolgeld te betalen indien zij geen onderwijs hebben gevraagd voor een bepaald vak of niet tevreden zijn met het onderwijs daarin en dit vak volgens de nationale onderwijsnormen een verplicht vak is.
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: OCW; EZ