C-430/15 Tolley

Contentverzamelaar

C-430/15 Tolley

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   22 september 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   08 oktober 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   08 november 2015
Trefwoorden: sociale zekerheid; uitkering gehandicapten; woonplaatsvereiste

Onderwerp
Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen

Verzoekster, geboren 1952, is in 2011 overleden. De zaak wordt door haar echtgenoot voortgezet. Verzoekster heeft van 1967 – 1984 premie betaald voor de sociale zekerheid, maar vanaf 1993/94 niet meer. Vanaf 1993 ontvangt zij een DLA-uitkering (Disability Living Allowance) omdat zij niet in staat is haar maaltijden te verzorgen. In 2002 verhuist zij met haar echtgenoot definitief naar SPA. Daar wordt geen arbeid verricht. In 2007 besluit verweerder (Stas arbeid en pensioenen) dat zij vanaf november 2002 geen recht meer op DLA heeft. Verzoekster gaat tegen dat besluit in beroep. De rechter oordeelt dat verzoekster op grond van artikel 10 van Vo. 1408/71 nog steeds recht op DLA heeft. Verweerder gaat in hoger beroep (Upper Tribunal) waar op grond van artikel 22 van de Vo. hetzelfde wordt geoordeeld: verzoekster wordt door haar verzekeringsbijdragen beschouwd als werknemer in de zin van de Vo. Verweerder zoekt het nog hoger op (Court of Appeal) dat op grond van een eerdere uitspraak, gebaseerd op HvJEU arrest C-85/96, Martínez Sala) eveneens oordeelt dat verzoekster als werknemer moet worden aangemerkt. De zaak ligt nu voor bij de verwijzende rechter. Verweerder stelt daarbij dat verzoekster geen ‘werknemer’ kan zijn omdat ze is verzekerd tegen ouderdomsrisico zodat zij niet voldoet aan de door het HvJEU in arresten Martínez Sala (en later C-543/03 Dodl) gehanteerde definitie van werknemer. Het VK mag dan ook eisen dat zij voldoet aan het woonplaatsvereiste. Verzoekster wijst erop dat zij verzekerd is voor het ouderdomsrisico via het sociale zekerheidsstelsel van VK. De wetgeving van VK blijft onverkort op haar van toepassing. Zij ontving de DLA al vóór zij naar SPA verhuisde en moet dan ook als ‘werknemer’ worden beschouwd.

De verwijzende VK rechter (Supreme Court) is van mening dat (het zorgbestanddeel van de) DLA dient te worden behandeld als een prestatie bij invaliditeit in de zin van de Vo. en dat deze vrijelijk meeneembaar is (artikel 10). Maar indien de DLA als prestatie bij ziekte behandeld blijft worden, dan is hij het met verweerder eens dat geen van de zaken waarop door verzoekster (en lagere instanties) een beroep wordt gedaan, ziet op de vraag of de ruime definitie uit het arrest Dodl van toepassing zou kunnen zijn op de bepalingen inzake ‘werknemers’ op grond van de desbetreffende bepalingen van titel III betreffende werklozen. Hij legt het HvJEU de volgende prejudiciële vragen voor:
1. Is het zorgbestanddeel van de onderhoudsuitkering voor gehandicapten (Disability Living Allowance; DLA) van het Verenigd Koninkrijk terecht gekwalificeerd als een invaliditeitsuitkering en niet als een prestatie bij ziekte in de zin van verordening nr. 1408/71?
2. (i) Is een persoon niet langer aan de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk onderworpen in de zin van artikel 13, lid 2, onder f), van verordening nr. 1408/71, wanneer die persoon volgens de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk niet langer recht heeft op de DLA van het Verenigd Koninkrijk, omdat zij is verhuisd naar een andere lidstaat om zich aldaar te vestigen en die persoon alvorens te verhuizen elke beroepswerkzaamheid heeft stopgezet, maar verzekerd blijft tegen het ouderdomsrisico op grond van het sociale zekerheidsstelsel van het Verenigd Koninkrijk?
(ii) Blijft de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk hoe dan ook op die persoon van toepassing, gelet op punt 19, onder c), betreffende het Verenigd Koninkrijk, van bijlage VI bij de verordening?
(iii) Indien de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk niet langer op haar van toepassing is in de zin van artikel 13, lid 2, onder f), is het Verenigd Koninkrijk dan op grond van punt 20 van bijlage VI verplicht om de bepalingen van hoofdstuk 1 van titel III van de verordening op haar toe te passen of is dit het Verenigd Koninkrijk louter toegestaan?
3. (i) Geldt voor de toepassing van de artikelen 19 tot en met 22 van de verordening de ruime definitie van „werknemer” uit [het arrest Dodl en Oberhollenzer (C-543/03)], indien de betrokkene elke beroepswerkzaamheid heeft stopgezet alvorens te verhuizen naar een andere lidstaat, niettegenstaande het onderscheid in hoofdstuk 1 van titel III tussen werknemers en zelfstandigen, enerzijds, en werklozen, anderzijds?
(ii) Indien deze definitie van toepassing is, heeft die persoon dan het recht om de uitkering mee te nemen op grond van artikel 19 of artikel 22? Wordt door artikel 22, lid 1, onder b), voorkomen dat het recht van een aanvrager op het zorgbestanddeel van de DLA teniet wordt gedaan door een in de nationale wetgeving opgelegd woonplaatsvereiste bij verplaatsing van de woonplaats naar een andere lidstaat?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-85/96 Martinez Sala; C-543/03 Dodl; C-503/09 Stewart
Specifiek beleidsterrein: SZW en VWS

Gerelateerde documenten