C-433/22 HPA – Construcoes
Prejudiciële hofzaak C-433/22 HPA – Construcoes
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 26 augustus 2022 Schriftelijke opmerkingen: 12 oktober 2022
Trefwoorden: btw-richtlijn, uitleg ‘voor bewoning’ bestemd, werkingssfeer verlaagd btw-tarief
Onderwerp:
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
Feiten:
In 2007 heeft HPA Construções (een naamloze vennootschap) vijf maal in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd in gebouwen, waarvan, uit het kadaster blijkt dat, de respectieve autonome delen bestemd zijn voor bewoning. Zij heeft hiervoor steeds facturen uitgereikt waarop zij 5% btw heeft toegepast, overeenkomstig nationaal recht. In 2011 heeft de belastinginspectie een controleprocedure ingeleid betreffende boekjaar 2007. Op 1 maart 2011 verzocht de belastinginspectie HPA Construções in eerste aanleg om verantwoording voor de toepassing van het verlaagde btw-tarief op de door haar verrichte diensten en, om bewijzen dat voldaan is aan de vereisten voor de toepassing van dat verlaagde tarief, met name dat de gebouwen aangewend zijn voor bewoning. HPA Construções heeft in eerste aanleg de afschriften uit het kadaster overlegd. Op 10 mei 2011 heeft het belastingkantoor btw-naheffingen over 2007 vastgesteld. HPA Construções heeft hiertegen beroep ingesteld, welk werd toegewezen en de naheffingsaanslagen werden nietig verklaard. De Schatkist heeft hierbij hoger beroep ingesteld omdat de rechter de nationale bepaling onjuist zou hebben uitgelegd en toegepast. In feite voert zij aan dat wanneer de wettelijke bepaling verwijst naar een “gebouw voor bewoning”, deze refereert aan een gebouw met een geconcretiseerde aanwending, in casu bewoning, en niet aan een gebouw met bewoning als formele bestemming.
Overweging:
Nationaal recht bepaalt dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is “in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk verrichte werkzaamheden met het oog op verbetering, verbouwing, renovatie, restauratie, herstel of instandhouding van gebouwen of autonome delen daarvan voor bewoning,(…)”. De rechter overweegt dat deze bepaling in de Portugese rechtsorde is ingevoerd naar aanleiding van Richtlijn 1999/85 die het mogelijk maakte gedurende een beperkte periode de btw over arbeidsintensieve diensten te verlagen. Deze formulering is behouden in punt 2 van bijlage IV bij de btw-richtlijn. Voorts overweegt de rechter dat de wetgevers van de lidstaten gebruik hebben gemaakt van de marge waarover zij beschikten om de werkingssfeer van dit verlaagde btw-tarief op enigszins uiteenlopende wijze af te bakenen. Uit recente rechtspraak kan de verwijzende rechter niet afleiden of er sprake is van strijdigheid met die Europese regel wanneer een door de nationale bepaling de werkingssfeer van het verlaagde btw-tarief beperkt tot gevallen waarin het herstel en de renovatie van het gebouw plaatsvindt in particuliere woningen die bewoond zijn op het tijdstip waarop die handelingen plaatsvinden en waarbij, zoals hier het geval is, uitgesloten zijn gebouwen die bestemd (vergund) zijn voor woondoeleinden, maar die op het tijdstip van de werkzaamheden niet daadwerkelijk voor woongebruik aangewend zijn of die bestemd zijn om na de werkzaamheden te worden verkocht, zoals het geval is met betrekking tot de werkzaamheden in sommige van de hier in geding zijnde gebouwen. Daar in deze context twijfel rijst bij de verwijzende rechter, stelt hij een prejudiciële vraag aan het Hof.
Prejudiciële vragen:
Verzet punt 2 van bijlage IV bij de btw-richtlijn zich tegen een nationaalrechtelijke bepaling op grond waarvan het verlaagde btw-tarief enkel mag worden toegepast op werkzaamheden die in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk met het oog op renovatie en herstel van een gebouw worden verricht in particuliere woningen die bewoond zijn op het tijdstip waarop deze handelingen plaatsvinden?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Autoridade Tributaria e Aduaneira (C-218/21)
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal