C-436/22 ASCEL 

Contentverzamelaar

C-436/22 ASCEL 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 augustus 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    8 oktober 2022

Trefwoorden: habitatrichtlijn, jachtwetten, wolven

Onderwerp:

Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (habitatrichtlijn)

Feiten:

De rivier de Duero stroomt 572 kilometer lang door de autonome regio Castilië en León voordat zij Portugal binnenstroomt en in Porto uitmondt. De wolf is een soort van communautair belang in de zin van artikel 1, onder g), punt i), van de habitatrichtlijn en is derhalve een prioritaire soort op vrijwel het gehele grondgebied dat door de richtlijn wordt bestreken. Verzoekster heeft op 17-02-2020 bij de verwijzende bestuursrechter beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (het plan voor de exploitatie van jachtgebieden), waarbij zij de vernietiging ervan heeft gevorderd, alsmede vergoeding van de schade die in elk van de seizoenen aan de in het wild levende dieren is toegebracht. Volgens het onderdeel ,,Achtergrond” is het plan voor de exploitatie van jachtgebieden gebaseerd op een regionale wolventelling uit 2012 en 2013, op een nationale telling die tussen 2012 en 2014 is uitgevoerd, en op jaarlijkse monitoringverslagen die minder inspanningen op het gebied van prospectie en monitoring vergen dan die welke nodig zijn om een telling uit te voeren. In het onderdeel ,,Methodologie” van het plan staat dat het aantal wolven ten noorden van de rivier de Duero in Castilië en León vóór de jacht, op basis van de beschikbare gegevens en met toepassing van verschillende factoren, wordt geraamd op 1 051 individuen. Het plan verdeelt het grondgebied van Castilië en León ten noorden van de rivier de Duero waar wolven voorkomen in 28 districten en berekent de dichtheid van de wolven in elk van die districten, deelt ze in naar hoge, lage of gemiddelde dichtheid en kent aan de districten een gebruikspercentage voor jachtdoeleinden toe dat in overeenstemming is met die dichtheid. De conclusie luidt dat een jaarlijkse sterfte van meer dan 35 % zou leiden tot een achteruitgang van de populatie van de soort. Verzoekster stelt dat de staat van instandhouding van de wolvenpopulatie in Castilië en León (en in Spanje in zijn geheel) volgens het laatste verslag van het Europees Milieuagentschap (EEA) voor de zesjarige periode 2013-2018 ongunstig en ontoereikend is in de twee biogeografische bioregio’s (Atlantische Oceaan en Middellandse Zee) die Castilië en León betreffen. Zij voegt eraan toe dat het plan voor de exploitatie van jachtgebieden is goedgekeurd zonder dat in het goedkeuringsdossier een motivering is opgenomen en dat de enige geldige tellingen geen bevolkingstoename te zien geven.

Overweging:

De verwijzende rechter verklaart dat hij wordt geconfronteerd met een geschil waarvan de oplossing afhangt van de beoordeling van het verschil tussen de regelgeving van de autonome regio Castilië en León en het Unierecht, en met name van de vraag of de habitatrichtlijn zich ertegen verzet dat de opeenvolgende jachtwetten van de autonome regio Castilië en León de wolf als een wildsoort waarop mag worden gejaagd aanmerken en bijgevolg dat toestemming wordt gegeven voor de lokale exploitatie van de wolf in jachtgebieden gedurende de seizoenen 2019/2020, 2020/2021 en 2021/2022, terwijl zijn staat van instandhouding ,,ongunstig – ontoereikend” is volgens het verslag over de zesjarige periode 2013-2018 dat Spanje in 2019 bij de Europese Commissie heeft ingediend. Daarin wordt gewaarschuwd dat de wolf zich in een ,,ongunstige – ontoereikende” staat van instandhouding bevindt in de mediterrane regio, de  Atlantische regio en de alpiene regio, waarvan de eerste twee het grondgebied van Castilië en León omvatten.

Prejudiciële vragen:

In aanmerking genomen dat elke maatregel die een lidstaat op grond van de habitatrichtlijn neemt, overeenkomstig artikel 2, lid 2, daarvan moet beogen om diersoorten van communautair belang, zoals de wolf (lupus canis), in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen:

1) Verzetten artikel 2, lid 2, en de artikelen 4, 11, 12, 14, 16 en 17 van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna zich ertegen dat een regionale wet (wet 4/1996 van 12 juli 1996 betreffende de jacht in Castilië en León en vervolgens wet 4/2021 van 1 juli 2021 betreffende de jacht en het duurzame beheer van de jachtbestanden in Castilië en León) de wolf verklaart tot een soort waarop mag worden gejaagd en bijgevolg de lokale exploitatie van wolven in jachtgebieden tijdens de seizoenen 2019/2020, 2020/2021 en 2021/2022 toestaat, terwijl de staat van instandhouding van deze soort ,,ongunstig – ontoereikend” is volgens het verslag over de zesjarige periode 2013-2018 dat Spanje in 2019 bij de Europese Commissie heeft ingediend, hetgeen voor de staat (de lidstaat, artikel 4 van de habitatrichtlijn) aanleiding is geweest om alle Spaanse wolvenpopulaties op te nemen in de lijst van in het wild levende diersoorten waarvoor een speciale beschermingsregeling geldt en in de Spaanse catalogus van bedreigde diersoorten, zodat ook de ten noorden van de Duero gelegen populaties strikt worden beschermd?

2) Is het verenigbaar met deze doelstelling om de wolf een verschillendebescherming te verlenen naargelang hij ten noorden of ten zuiden van de rivier de Duero wordt aangetroffen, gelet op i) het feit dat dit onderscheid momenteel wetenschappelijk niet opportuun wordt geacht, ii) het feit dat de staat van instandhouding van de wolf in de drie gebieden waar hij in Spanje voorkomt, namelijk de alpiene regio, de Atlantische regio en de mediterrane regio, in de periode 2013-2018 als ongunstig is beoordeeld, iii) het feit dat het gaat om een strikt beschermde soort in nagenoeg alle lidstaten, met name ook in Portugal, waarmee Spanje een gebied deelt, en iv) de rechtspraak van het Hof inzake het natuurlijke verspreidingsgebied en de territoriale ruimte waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de staat van instandhouding van de soort, waarbij het meer in overeenstemming met de habitatrichtlijn zou zijn – zonder artikel 2, lid 3, uit het oog te verliezen – om de wolf op te nemen in de bijlagen II en IV bij de richtlijn zonder onderscheid te maken tussen het noorden en het zuiden van de Duero, zodat het slechts toegestaan zou zijn om de wolf te vangen en te doden wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat in de zin van artikel 16 en met inachtneming van de daarin vermelde vereisten?

Indien het onderscheid wel gerechtvaardigd blijkt te zijn:

3) Omvat de term ,,exploitatie” in artikel 14 van de richtlijn ook het gebruik voor de jacht en mag er dus op deze soort worden gejaagd, gelet op het bijzondere belang ervan (in andere territoriale gebieden wordt de wolf als prioritair aangeduid), in aanmerking genomen dat de jacht op deze soort tot nu toe is toegestaan en de toestand ervan in de periode 2013-2018 ongunstig is bevonden?

4) Staat artikel 14 van de richtlijn in de weg aan de wettelijke erkenning van de wolf ten noorden van de Duero als soort waarop mag worden gejaagd (artikel 7 en bijlage I bij wet 4/1996 van 12 juli 1996 betreffende de jacht in Castilië en León en artikel 6 van en bijlage I bij wet 4/2021 van 1 juli 2021 betreffende de jacht en het duurzame beheer van de jachtbestanden in Castilië en León) en aan de goedkeuring van een plan voor de lokale exploitatie van wolven in de jachtgebieden ten noorden van de rivier de Duero voor de seizoenen 2019/2020, 2020/2021 en 2021/2022, zonder enige informatie op basis waarvan kan worden nagegaan of het in artikel 11 van de richtlijn bedoelde toezicht plaats heeft gevonden, zonder telling sinds 2012-2013 en zonder dat er in het dossier sprake is van voldoende objectieve, wetenschappelijke en actuele informatie over de situatie van de wolf op basis waarvan het plan voor lokale exploitatie is opgesteld, terwijl in de periode 2013-2018 in de drie gebieden waar de wolf in Spanje voorkomt, namelijk de alpiene regio, de Atlantische regio en de mediterrane regio, de staat van instandhouding van de wolf als ongunstig wordt beoordeeld?

5) Zijn op grond van de artikelen 4, 11 en 17 van de habitatrichtlijn de verslagen die in aanmerking moeten worden genomen om de staat van instandhouding van de wolf te bepalen (huidig werkelijk populatieniveau, huidige geografische verspreiding, voortplantingsindex, enz.) die welke om de zes jaar door de lidstaat worden opgesteld, of indien nodig op kortere termijn via een wetenschappelijk comité zoals het bij koninklijk besluit 139/2011 opgerichte comité, rekening houdend met het feit dat de populaties voorkomen op het grondgebied van verschillende autonome regio’s en met de noodzaak om de evaluatie van de maatregelen met betrekking tot een lokale populatie ,,op grotere schaal” uit te voeren, zoals is aangegeven in het arrest van het Hof van 10 oktober 2019 in zaak C-674/17? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Luonnonsuojeluyhdistys Tapiola (C-674/17), Alianța pentru combaterea abuzurilor (C-88/19)

Specifiek beleidsterrein: LNV

Gerelateerde documenten