C-437/13 Unitrading

Contentverzamelaar

C-437/13 Unitrading

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   7 oktober 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 oktober 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   23 november 2013
Trefwoorden: douanewetboek; handvest grondrechten (rechten verdediging)

Onderwerp
- Handvest artikel 47 (rechten verdediging)
- Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek (UCDW)

Verzoekster is een in het VK gevestigde onderneming die in NL een procedure is gestart over de betaling van douanerechten. Het betreft het in het vrije verkeer brengen van een partij verse knoflookbollen in november 2007, verzorgd door verzoeksters NL tussenpersoon Comex. Volgens het ‘certificate of origine’ is de knoflook afkomstig uit Pakistan. De douaneAut hebben twee weken later monsters genomen voor verificatie. Wegens twijfel eisen zij een aanvullende zekerheidstelling, zoals geregeld in de Uitvoeringsverordening Communautair douanewetboek (UCDW). Het gewicht van de partij wordt (naar beneden) gecorrigeerd. De monsters worden in de VS onderzocht waar voor met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wordt vastgesteld dat de knoflook uit China afkomstig is. Verzoekster ontvangt vervolgens een naheffing aan douanerechten. Na afgewezen bezwaar bij de Inspecteur en idem beroep bij de Rb Haarlem stelt zij hoger beroep ingesteld bij HofAms, met name wegens schending van de rechten van de verdediging. Verzoekster bestrijdt de juistheid van het VS-rapport omdat zij het niet eens is met de testmethode. Omdat de informatie geclassificeerd wordt als ‘gevoelig’ krijgt zij ook niet alle resultaten te zien. In 2009 doet fraudebureau van de EU OLAF onderzoek in China en komt tot de conclusie dat er sterke vermoedens zijn dat de knoflook die in VK, NL en BEL ingevoerd zijn niet uit Pakistan maar uit China afkomstig zijn, en dus hoger belast moeten worden.

De verwijzende NL-rechter (HR) constateert dat het belangrijkste verwijt van verzoekster is dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om tegen de door de douane aangekondigde maatregelen verweer te voeren. Dit middel kan ‘gestald’ worden in afwachting van uitspraak door het HvJEU in de door de HR voorgelegde zaak Kamino waarin het Hof de vraag over eventuele schending van het beginsel van eerbiediging van de rechten van de verdediging zal beantwoorden. In deze zaak gaat het met name om de gevolgen van het (gedeeltelijk) achterhouden van informatie door de VSaut. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Brengen de rechten neergelegd in artikel 47 van het Handvest met zich dat indien douaneautoriteiten in het kader van de bewijslevering van de oorsprong van ingevoerde goederen zich willen baseren op de resultaten van een onderzoek van een derde waarover die derde geen opening van zaken geeft noch aan de douaneautoriteiten noch aan de aangever en waardoor het de verdediging wordt bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt om de juistheid van de gebruikte conclusie te verifiëren of te weerleggen alsmede de rechter wordt bemoeilijkt in zijn taak om de uitslagen van het onderzoek te waarderen, die onderzoeksresultaten niet door de rechter in aanmerking mogen worden genomen? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil dat die derde de douaneautoriteiten en belanghebbende de desbetreffende informatie onthoudt om de niet nader toegelichte reden dat sprake is van “law enforcement sensitive information”?
2. Brengen de rechten neergelegd in artikel 47 van het Handvest met zich dat wanneer de douaneautoriteiten geen opening van zaken kunnen geven over het verrichte onderzoek waarop hun standpunt is gebaseerd dat de goederen een bepaalde oorsprong hebben - en welke resultaten gemotiveerd worden betwist -, de douaneautoriteiten – voor zover dat redelijkerwijs van hen kan worden gevergd – medewerking dienen te verlenen aan het verzoek van belanghebbende op haar kosten een waarneming en/of monsterneming in het door belanghebbende beweerde land van oorsprong uit te voeren?
3. Maakt het voor de beantwoording van de eerste en tweede vraag verschil dat na het doen van mededeling van de verschuldigde douanerechten nog een beperkte tijd gedeelten van de monsters van de goederen beschikbaar waren waarover belanghebbende de beschikking had kunnen krijgen met het oog op een onderzoek door een ander laboratorium, ook wanneer het resultaat van een dergelijk onderzoek onverlet laat dat de resultaten van het door de douaneautoriteiten ingeschakelde laboratorium niet te controleren zijn, zodat het ook dan voor de rechter onmogelijk zal zijn om – zo dat andere laboratorium tot de door belanghebbende gestelde oorsprong concludeert - de resultaten van beide laboratoria te vergelijken op betrouwbaarheid? Zo ja, dienen de douaneautoriteiten de belanghebbende te wijzen op het feit dat nog gedeelten van monsters van de goederen beschikbaar zijn en dat zij deze monsters kan opvragen voor een dergelijk onderzoek?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-349/07 Sopropé; C-300/11 ZZ; lopende zaken C-129/13 en C-130/13 Kamino
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten