C-442/16

Contentverzamelaar

C-442/16

Prejudiciƫle hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 september 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       12 oktober 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   12 november 2016

Trefwoorden: gelijke behandeling; burgerschap; sociale zekerheid; vrij verkeer werknemers; recht vrije vestiging

Onderwerp: - VWEU artikelen 18 (gelijke behandeling), 20 (burgerschap), 45 (vrij verkeer werknemers), 48 (sociale zekerheid) en 49 (recht vrije vestiging)


- Verordening (EEG) nr. 1390/81 van de Raad van 12 mei 1981 houdende uitbreiding van verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, tot zelfstandigen en hun gezinsleden (Pb 1981, L143, blz.1);

- Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coƶrdinatie van de socialezekerheidsstelsels (Pb 2004, L 166, blz. 1);

- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (Pb 2004, L 158, blz. 77).

Verzoeker is ROE staatsburger. Hij verblijft sinds oktober 2007 in IER, aanvankelijk met steun van familieleden, maar vanaf oktober 2008 tot oktober 2012 werkt hij als zelfstandig stukadoor en draagt hij belastingen en premies af. Vanwege de economische crisis is er na oktober 2012 geen werk meer. Zijn familieleden vertrokken naar Canada en ondersteunden hem dan niet langer. In november 2012 vraagt hij een uitkering voor werkzoekenden aan die op 22-11-2012 wordt afgewezen omdat hij geen gewone verblijfplaats in IER heeft. Hij komt (als zelfstandige) niet in aanmerking voor verblijfsrecht op grond van RL 2004/38. Verzoekers bezwaar wordt afgewezen en hij start een procedure waarin hij tevens een verklaring voor recht eist dat hij op grond van VWEU artikelen 18, 20, 45, 48 en 49 en artikel 7 van RL 2004/38 het recht op verblijf in IER niet heeft verloren. Tot de hoogste rechter wordt zijn eis verworpen; in het IER recht is verblijfsrecht basis voor het recht op een uitkering. Verzoeker stelt dat hij als zelfstandige behoort tot de in artikel 7.3.b van RL 2004/38 genoemde categorie personen, zodat hij recht heeft om meer dan drie maanden in IER te verblijven. Verweerder (MinSZW) wijst op arrest Trojani waarin het HvJEU oordeelde dat recht op verblijf in een andere LS aan beperkingen onderhevig kan zijn.

De verwijzende IER rechter (Court of Appeal) stelt vast dat in deze zaak in geschil is of artikel 7, lid 3, onder b), van richtlijn 2004/38 aldus moet worden uitgelegd dat deze bepaling enkel van toepassing is op personen die werknemers zijn geweest. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

1. Behoudt een Unieburger die
(1) staatsburger is van een andere lidstaat;
(2) in een gastland gedurende ongeveer vier jaar rechtmatig verblijf heeft gehad en als zelfstandige heeft gewerkt; (3) wegens het ontbreken van werk geen werk of economische activiteit meer verricht en
(4) zich bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening als werkzoekende heeft ingeschreven,
de status van zelfstandige in de zin van artikel 7, lid 1, onder a), althans artikel 7, lid 3, onder b), van richtlijn 2004/38/EG dan wel anderszins?

2. Zo niet, behoudt hij dan het recht op verblijf in het gastland ondanks het feit dat hij niet voldoet aan de criteria van artikel 7, lid 1, onder b) en c), van richtlijn 2004/38/EG, of geniet hij enkel op grond van artikel 14, lid 4, onder b), van richtlijn 2004/38/EG bescherming tegen verwijdering?

3. Zo niet, is het dan in overeenstemming met het Unierecht en in het bijzonder artikel 4 van verordening (EG) nr. 883/2004 om aan zodanige persoon een uitkering voor werkzoekenden [zijnde een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie in de zin van artikel 70 van verordening (EG) nr. 883/2004] te weigeren omdat hij niet heeft aangetoond recht op verblijf in het gastland te hebben?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-456/02 Trojani; C-140/12 Breij; C-333/13 Dano; C-67/14 Alimanovic; C-299/14 Garcia-Nieto.

Specifiek beleidsterrein: SZW