C-442/20, C-443/20, C-444/20 en C-445/20 Ryanair e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 17 november 2020 Schriftelijke opmerkingen: 3 januari 2021
Trefwoorden : Compensatie luchtvaartpassagiers; staking
Onderwerp :
• Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 (Voor de EER relevante tekst) - Verklaring van de Commissie;
Feiten:
De feiten in C-443/20, C-444/20 en C-445/20 komen (grotendeels) overeen met de feiten in C-442/20, die hieronder uiteengezet worden. Verzoekster vordert van verweerster een compensatie van 500 EUR. De betrokken passagiers, die hun vorderingen aan verzoekster hebben gecedeerd, beschikten over bevestigde boekingen voor de vlucht van Nürnberg (Duitsland) naar Krakau (Polen) die door verweerster moest worden uitgevoerd. De vlucht werd geannuleerd naar aanleiding van een staking van de piloten van verweerster. Verweerster heeft met de pilotenvakbond collectieve onderhandelingen gevoerd, onder meer over het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst omtrent het salaris. Er werd als sinds december 2017 onderhandeld. De vakbond streefde naar een salarisverhoging van 42 %. Verweerster zegde een verhoging van 20 % toe en heeft deze vanaf begin 2018 ook daadwerkelijk uitbetaald. Verweerster heeft op 3 augustus 2018 nog een verbeterd aanbod aan de vakbond voorgelegd, waarover nog geen onderhandelingen hadden plaatsgevonden. Op 8 augustus 2018 riep de vakbond op tot een staking van de piloten.
Overweging:
In de rechtspraak van het Hof is tot nu toe niet verduidelijkt of een door een vakbond georganiseerde staking op dezelfde wijze als een ‘wilde staking’ of juist anders moet worden beoordeeld, aangezien een dergelijke staking, in tegenstelling tot een ‘wilde staking’ wordt beschermd door het Handvest. De verwijzende rechter is daarom niet helemaal zeker hoe hij het EU-recht moet uitleggen. Derhalve heeft hij in verschillende zaken een drietal prejudiciële vragen gesteld waarmee hij wil verduidelijken (1) of een door een vakbond georganiseerde staking een ‘buitengewone omstandigheid’ is, (2) of het daarbij van belang is dat de staking betrekking heeft op eisen van het personeel waar tot dan toe geen overeenkomst was gesloten en (3) of het ook van belang is dat de aanleiding van de staking werd gevormd door gedragingen van de luchtvaartmaatschappij tijdens de onderhandelingen met de vakbond.
Prejudiciële vragen:
Voor de gevoegde zaak C-442/20 – C-445/20 zijn de prejudiciële vragen gelijk.
a) Is een door een vakbond georganiseerde staking van het eigen personeel van een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, aan te merken als een „buitengewone omstandigheid” in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004?
b) Is het hierbij van belang of deze staking plaatsvindt wegens eisen van het personeel waarover tot dan toe geen overeenkomst was gesloten tussen het personeel en de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert?
c) Is het hierbij van belang of de aanleiding van de staking werd gevormd door bepaalde gedragingen van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert tijdens de onderhandelingen met de vakbond? [Or. 3]
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-195/17);
Specifiek beleidsterrein: IenW