C-447/18 Generálny riaditeľ Sociálnej poisťovne Bratislava ea

Contentverzamelaar

C-447/18 Generálny riaditeľ Sociálnej poisťovne Bratislava ea

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 september 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    27 oktober 2018

Trefwoorden: sociale zekerheid; pensioen; topsporters

Onderwerp:

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

-           Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;


Feiten:

Uit het Slowaakse medailleregister blijkt dat verzoeker de gouden medaille heeft behaald in de Europese ijshockeykampioenschappen en de zilveren medaille in de wereldkampioenschappen ijshockey, beide in 1971. Verzoeker heeft de Tjechische nationaliteit en had op 17.12.2015 aanspraak gemaakt op §3c) van de wet op de aanvullende uitkering voor sporters die voor het land zijn uitgekomen. Het Slowaakse socialezekerheidsorgaan heeft vastgesteld dat het recht dat verzoeker wilde doen gelden, zonder voorwerp was (vanwege zijn nationaliteit). Verzoeker heeft in de procedure bij de regionale rechter onder  verwijzing naar het Unierecht aangevoerd dat de Slowaakse regeling een discriminerende werking heeft met betrekking tot zijn nationaliteit en dat geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat hij sinds 52 jaar in Slowakije woont. Het wetsvoorstel over de aanvullende uitkering voor sporters die voor het land zijn uitgekomen is namelijk in die zin gewijzigd dat in §2 de woorden “van een lidstaat van de Europese Unie” zijn vervangen door de woorden “van de Slowaakse Republiek”. Uit de motivering bleek dat het ging om een sociale  prestatie van de staat, die geen pensioenuitkering was en waarvan het doel erin bestond bij te dragen tot de financiële zekerheid van topsporters die, voor zover zij Slowaakse staatsburgers zijn, zijn uitgekomen voor de Slowaakse Republiek of haar rechtsvoorgangers, en omdat het wetsvoorstel er niet toe strekte dit te waarborgen voor sporters van een landenteam die staatsburgers van andere staten zijn, werd voorgesteld om de Slowaakse nationaliteit als een van de voorwaarden vast te stellen.


Overweging:

Volgens de verwijzende rechter heeft de aanvullende uitkering voor sporters die voor het land zijn uitgekomen, niet alleen de aard van een overheidsuitkering, zoals verklaard in de documenten van het wetgevingsproces. Uit de bepalingen van de wet volgt dat deze uitkering parallel en regelmatig wordt betaald samen met de pensioenuitkering, met het doel de pensioenuitkering op een bepaald bedrag te brengen. Voorts staat buiten twijfel dat verzoeker, als lid van een team dat voor het land is uitgekomen in een collectieve sport, zich in een verschillende positie bevindt ten opzichte van zijn teamgenoten alleen omdat hij niet de Slowaakse nationaliteit heeft, ook al heeft hij bijgedragen aan het collectieve resultaat van het nationale team. Alvorens de prejudiciële vraag in te dienen heeft de verwijzende rechter gedetailleerd de arresten van het Hof (C-399/09, C-361/13, en C-433/13) onderzocht, maar is hij tot de slotsom gekomen dat de aldaar gegeven juridische beoordelingen niet van toepassing zijn op de onderhavige zaak. Daarom gaat de verwijzende rechter over op het stellen van de prejudiciële vraag.


Prejudiciële vraag:

Kunnen artikel 1, onder w), artikel 4 en artikel 5 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, gelezen in samenhang met het in artikel 34, leden 1 en 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie vervatte recht op socialezekerheidsvoorzieningen en op sociale voordelen, in omstandigheden als die van het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan toepassing van een nationaal voorschrift op grond waarvan het Slowaakse socialezekerheidsorgaan rekening houdt met de nationaliteit van de aanvrager als fundamentele voorwaarde voor het recht van sporters die voor het land zijn uitgekomen, op een aanvullende uitkering op het ouderdomspensioen, ook indien een ander wettelijk vereiste, te weten deelname in een nationale afvaardiging van de rechtsvoorgangers, waaronder de Tsjecho-Slowaakse Socialistische Republiek, eveneens deel uitmaakt van dit nationale voorschrift?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Åkerberg Fransson C-617/10; Sociedade Agrícola e Imobiliária da Quinta de S. Paio C-258/13; Landtova C-399/09; Commissie/Slowaakse Republiek C-361/13; Commissie/Slowaakse Republiek C-433/13.

Specifiek beleidsterrein: SZW; VWS

Gerelateerde documenten