C-447/24 Holdermann

Contentverzamelaar

C-447/24 Holdermann

Prejudiciële hofzaak 


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    16 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    2 oktober 2024

Trefwoorden: tenuitvoerlegging vonnis; dagvaarding

Onderwerp: Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ): artikel 9, lid 1.

Feiten:
‘SO’ is een Duits onderdaan, en hij is in Polen veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. SO heeft gevraagd om de tenuitvoerlegging van zijn sanctie in Duitsland, en Polen heeft dit verzoek ingediend. Tijdens de procedure voor de Duitse strafuitvoeringskamer heeft SO zich echter verzet tegen het verzoek, omdat hij slechts persoonlijk aanwezig was geweest tijdens twee zittingen, en hij niet weet of hij tijdens de zitting in hoger beroep is verdedigd. De Poolse rechtbank stelt dat SO was gedagvaard voor de terechtzittingen, maar uit documentatie bleek dat SO niet voor alle terechtzittingen was opgeroepen. De Duitse strafuitvoeringskamer heeft het verzoek van het openbaar ministerie om de tenuitvoerlegging van de straf in Duitsland toelaatbaar te verklaren daarom afgewezen, ook omdat bleek dat er inderdaad geen raadsman aanwezig is geweest bij een aantal zittingen. Het openbaar ministerie gaat tegen deze beslissing in beroep, omdat SO zelf het verzoek had ingediend en het zijn keuze zou zijn geweest om niet aanwezig te zijn bij de terechtzittingen.

Overweging:
Artikel 9 van het Kaderbesluit 2008/909 biedt de gronden tot weigering van de erkenning en tenuitvoerlegging van sancties. De dagvaardingen voor de terechtzittingen waren niet aan SO zelf uitgereikt, maar aan een gemachtigde. De verwijzende rechter wil weten of dit voldoet aan de vereisten van artikel 9, lid 1, onder punt i), eerste streepje, waarin staat dat de verdachte persoonlijk moet zijn gedagvaard en daarbij op de hoogte moet zijn gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid [..]. Daarnaast stelt de verwijzende rechter vragen over de omzetting van artikel 9, lid 1, van het Kaderbesluit in het Duitse recht, omdat daarin niet wordt voorzien in een mogelijkheid tot het uitoefenen van discretionaire bevoegdheid door de rechterlijke autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat om de tenuitvoerlegging te weigeren. 

Prejudiciële vragen:
1. Voldoet een dagvaarding aan een door de gevonniste persoon aangewezen nationale gemachtigde aan de vereisten van artikel 9, lid 1, onder i), punt i), eerste streepje, van kaderbesluit 2008/909/JBZ, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ? 

2. Moet artikel 9, lid 1, onder i), punt ii), van kaderbesluit 2008/909/JBZ, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ, aldus worden uitgelegd dat het proces reeds moet zijn gepland op het tijdstip waarop de machtiging wordt verleend en dat de betrokkene op de hoogte moet zijn van de ervoor vastgestelde datum, of volstaat het dat de betrokkene de machtiging verleent of bevestigt in de wetenschap dat er een proces zal plaatsvinden? 

3. Is het verenigbaar met de voorrang van het Unierecht dat de Duitse wetgever in § 84b, lid 1, punt 2, IRG (wet betreffende internationale rechtshulp in strafzaken) het geval van een veroordeling bij verstek als absolute ontoelaatbaarheidsgrond heeft vormgegeven, hoewel artikel 9, lid 1, onder i), van kaderbesluit 2008/909/JBZ, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ, in dit verband slechts in een facultatieve weigeringsgrond voorziet? 

4. Kan de betrokkene afstand doen van de bescherming die voortvloeit uit artikel 9, lid 1, onder i), van kaderbesluit 2008/909/JBZ, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ, en daarmee de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis mogelijk maken, ook al is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, onder i), punten i) tot en met iii), van het kaderbesluit? Vormt het aan de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat gerichte verzoek tot tenuitvoerlegging van de straf in de staat van herkomst een dergelijke afstandsverklaring? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-270/17 PPU ; C-397/22 en C-398/22 Generalstaatsanwaltschaft Berlin; C-573/17; C-396/22 Generalstaatsanwaltschaft Berlin

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten