C-448/24 en C-449/24 British American Tobacco Belgium en Nicoventures Holdings ea

Contentverzamelaar

C-448/24 en C-449/24 British American Tobacco Belgium en Nicoventures Holdings ea

Prejudiciële hofzaak     

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     16 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     2 oktober 2024

Trefwoorden: tabak en rookwaren; e-sigaretten

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten: artikel 20, lid 3.

Feiten:
C-448/24
Verzoekende partijen zijn ‘British American Tobacco Belgium’ en ‘Nicoventures Holdings Limited’. Zij hebben een vordering tot nietigverklaring ingesteld tegen het koninklijk besluit van verwerende partij, de Belgische staat. Het koninklijk besluit zag op het faciliteren en in het in de handel brengen van elektronische sigaretten, waarin een verbod werd opgenomen op ‘additieven die de inhalatie of de opname van nicotine in e-sigaretten faciliteren’. Verzoekende partijen stellen dat het besluit onwettig is, omdat verwerende partij het ontwerp niet naar behoren had meegedeeld aan de Europese Commissie. 

C-449/24
De feiten uit de zaak C-449/24 komen grotendeels overeen met de feiten in C-448/24.

Overweging:
C-448/24
Artikel 7, lid 6, d) van de richtlijn 2014/40 bevat een beperking van het verbod tot ‘voor roken bestemde tabaksproducten en additieven die de inhalatie of op de opname van nicotine faciliteren’. In artikel 20, lid 3, onder c) van de richtlijn, is opgenomen dat lidstaten moeten bewerkstelligen dat de nicotinehoudende vloeistof geen van de in artikel 7, lid 6, vermelde additieven bevat. De verwijzende rechter stelt dat het niet zeker is of de Europese wetgever hier ook mee heeft willen verhinderen dat additieven worden toegevoegd die de inhalatie of opname van nicotine faciliteren, wanneer het gaat om een elektronische sigaret die geen verbranding of rook veroorzaakt (zoals was vastgelegd in het koninklijk besluit).

C-449/24
De overweging van de verwijzende rechter komt in deze zaak overeen met die in zaak C-448/24.

Prejudiciële vraag (is gelijk voor C-448/24 en C-449/24):
Dient artikel 20, lid 3, c), van de richtlijn (EU) 2014/40 gelezen in samenhang met artikel 7, lid 6 van diezelfde richtlijn in die zin te worden geïnterpreteerd dat het voor de lidstaten de verplichting inhoudt, wat het in de handel brengen van elektronische sigaretten en navulverpakkingen betreft, te verbieden dat, zoals in artikel 7, lid 6, onder d) is bepaald, nicotinehoudende vloeistof additieven bevat die de inhalatie of de opname van nicotine faciliteren, ook al veroorzaakt de elektronische sigaret geen verbranding noch rook?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: VWS