C-45/22 Service federal des Pensions  

Contentverzamelaar

C-45/22 Service federal des Pensions  

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    6 april 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    23 mei 2022

Trefwoorden : overlevingspensioen, non-cumulatieregel, uitkeringen

Onderwerp : Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Feiten:

HK ontvangt een rustpensioen voor de werkzaamheden die hij in België en Spanje in loondienst heeft verricht. Zijn echtgenote, die werkzaamheden in België, Spanje en Finland heeft verricht, is op 29-11-2016 overleden. HK heeft bijgevolg recht op overlevingspensioenen. Het bevoegde Spaanse orgaan heeft zijn rechten op een overlevingspensioen vastgesteld zonder daarbij een maximum voor samenloop met andere pensioenen toe te passen. De bevoegde Belgische en Finse organen hanteren daarentegen wel een dergelijk maximum. Tussen partijen staat vast dat de in casu bedoelde uitkeringen van verschillende aard zijn en dat twee overlevingspensioenen, te weten het Belgische en het Finse overlevingspensioen, aan een nationaalrechtelijke cumulatieregel zijn onderworpen. Partijen menen ook dat de Belgische cumulatieregel wordt afgezwakt door artikel 55, lid 1, onder a), van verordening 883/2004. Zij zijn het echter niet eens over de wijze van toepassing van deze bepaling. Volgens de federale pensioendienst heeft de uitdrukking „voor zover in aanmerking genomen” in artikel 55, lid 1, onder a), van de verordening slechts betrekking op het gedeelte van de uitkeringen dat in aanmerking wordt genomen om de samenloop van uitkeringen van verschillende aard te beperken, dat wil zeggen op het bedrag dat het cumulatieplafond overstijgt. Volgens deze dienst moet het bedrag van de voor de vermindering van het overlevingspensioen in aanmerking genomen uitkeringen worden gedeeld door het aantal overlevingspensioenen dat aan de anticumulatiebepalingen voor uitkeringen van verschillende aard is onderworpen. Volgens HK worden in artikel 55, lid 1, onder a) de inkomsten bedoeld van een pensioengerechtigde waarop de nationale anticumulatiebepalingen worden toegepast en zijn het de bedragen van de overige pensioenen die door 2 moeten worden gedeeld.

Overweging:

De regel van artikel 55, lid 1, onder a), van verordening 883/2004 kwam als zodanig niet voor in de voorgangster daarvan, verordening 1408/71. Artikel 55, lid 1, onder a), van verordening 883/2004 lijkt dus de regel van artikel 46 quater, lid 1, van verordening 1408/71 te hebben gewijzigd. Volgens sommigen betekent dit dat het niet langer het bedrag van de niet-uitgekeerde uitkering is dat moet worden gedeeld, maar het bedrag van de uitkeringen of inkomsten die in aanmerking worden genomen bij de toepassing van de non-cumulatieregel. Anderen menen daarentegen dat wanneer verschillende autonome uitkeringen bij toepassing van dergelijke regels gelijktijdig moeten worden verminderd, het bedrag waarop de vermindering, schorsing of intrekking betrekking heeft, moet worden gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering schorsing of intrekking onderworpen is. De tribunal du travail stelt vast dat er in casu een probleem is met de uitlegging van de regel van artikel 55, lid 1, onder a), van verordening 883/2004 en acht het noodzakelijk om aan het Hof de twee onderstaande prejudiciële vragen voor te leggen.

Prejudiciële vragen:

– Moet de regel van artikel 55, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 883/2004, op grond waarvan de bevoegde organen de bedragen van de uitkering of uitkeringen of andere inkomsten, voor zover in aanmerking genomen, delen door het aantal uitkeringen dat aan [anticumulatie]bepalingen is onderworpen, aldus worden uitgelegd dat de inkomsten die als zodanig in aanmerking worden genomen bij de toepassing van de non-cumulatieregel moeten worden gedeeld door het aantal overlevingspensioenen dat door anticumulatiebepalingen wordt getroffen?

– Of moet de regel van artikel 55, lid 1, onder a), van verordening (EG) nr. 883/2004, op grond waarvan de bevoegde organen de bedragen van de uitkering of uitkeringen of andere inkomsten, voor zover in aanmerking genomen, delen door het aantal uitkeringen dat aan [anticumulatie]bepalingen is onderworpen, daarentegen aldus worden uitgelegd dat niet de inkomsten die als zodanig in aanmerking worden genomen bij de toepassing van de non-cumulatieregel, maar enkel het gedeelte van de inkomsten dat een cumulatieplafond, zoals dat van de betrokken nationale regeling, overstijgt, moet worden gedeeld door het aantal overlevingspensioenen dat door anticumulatiebepalingen wordt getroffen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-282/11), (C-189/16), Zakład Ubezpieczeń Społecznych I Oddział w Warszawie (C-866/19),

Specifiek beleidsterrein: SZW