C-451/17 Walltopia

Contentverzamelaar

C-451/17 Walltopia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    13 september 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    30 oktober 2017

Trefwoorden: sociale zekerheid; nationaliteit; arbeidsrecht

Onderwerp:

-           Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (hierna: basisverordening);
-           Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (hierna: uitvoeringsverordening);
-           Besluit nr. A2 van de administratieve commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 12 van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake de wetgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers en zelfstandigen die tijdelijk buiten de bevoegde lidstaat werken.

Feiten:

Verzoekster (Walltopia) is een geregistreerde handelsvennootschap (overeenkomstig de Bulgaarse wetboek van koophandel) die zowel op het grondgebied van de Republiek Bulgarije als op het grondgebied van andere lidstaten en in het bijzonder op dat van het Verenigd Koninkrijk actief is. Op 11.07.2016 heeft zij met de Britse vennootschap Freedom UK Ltd (hierna: koper) een overeenkomst gesloten voor de productie, de levering en de installatie van vrijetijdsvoorzieningen en voor overige dienstverlening. De plaats van levering van de installaties en de dienstverlening bevindt zich in het Verenigd Koninkrijk. Op 15.09.2016 heeft verzoekster een arbeidsovereenkomst gesloten met Punchev (hierna: werknemer), met wie werd overeengekomen dat hij zijn arbeidskracht onder de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst en voor de daarin vastgestelde duur ter beschikking moet stellen van verzoekster. Overeengekomen werd dat de werknemer als monteur zal werken en de in een bijvoegsel bij de arbeidsovereenkomst nader omschreven verplichtingen dient na te leven. Als arbeidsplaats is Sofia vermeld. De datum van indiensttreding van de werknemer werd vastgelegd op 16.09.2016 met een proeftijd van zes maanden. Bij besluit van de bedrijfsleider van verzoekster van 25.09.2016 werd de werknemer gedetacheerd in het Verenigd Koninkrijk om een sportinstallatie te monteren. De detachering vond plaats gedurende elf dagen van 26.09.2016 tot en met 06.10.2016, waarbij dit tijdvak een vorige detacheringsperiode waarin een andere detacheringsopdracht voorzag, wijzigde. Op 25.10.2016 beëindigde verzoekster de arbeidsovereenkomst met de werknemer door middel van een ontslagbrief die hem op 28.11.2016 werd betekend. Op 13.01.2017 heeft verzoekster verweerder (regionale directie van het nationaal agentschap voor inkomsten) verzocht om haar een verklaring over de toepasselijke wetgeving (zogenaamde A1-formulier) af te leveren. De bevoegde ambtenaar (hoofdinspecteur bij verweerder) heeft een onderzoek bevolen en van ambtswege inlichtingen ingewonnen over de huidige stand van zaken van alle door de werknemer gesloten arbeidsovereenkomsten. Na de beoordeling van de vastgestelde omstandigheden heeft verweerder op 27.01.2017 het betwiste afwijzend besluit vastgesteld. Daarin werd uiteengezet dat niet was voldaan aan de voorwaarden waaronder de werknemer aan de Bulgaarse socialezekerheids-wetgeving onderworpen kon blijven. Verweerder was van mening dat niet was voldaan aan de voorwaarde dat de werknemer gedurende een periode van één maand vóór de detachering diende onderworpen te zijn aan de wetgeving van de Republiek Bulgarije, zonder de omstandigheden te vermelden die, praktisch gezien, voor die conclusie van belang waren. Dat afwijzend besluit werd bij verweerder aangevochten door verzoekster. Verzoekster stelt dat de werknemer geen ‘persoon die met het oog op detachering is aangeworven’ is, waarop de bijzondere voorwaarde van artikel 14, lid 1, van de uitvoeringsverordening van toepassing is.

Overweging:

De feiten van het hoofdgeding worden niet betwist. Verweerder sluit impliciet uit dat de werknemer onderworpen is aan de wetgeving van de Republiek Bulgarije, omdat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichting om minstens één maand (of meer) voor zijn indienstneming door verzoekster een zorgverzekering af te sluiten ofwel in die periode geen tijdvak van verzekering heeft opgebouwd aangezien hij in een tijdvak dat zich ook uitstrekt tot de periode van één maand voor de indienstneming en detachering overeenkomstig het besluit van de administratieve commissie, geen werkloosheidsuitkering heeft ontvangen. Daardoor ontbreekt een tijdvak van verzekering of is de persoon volgens het nationaal recht niet verzekerd. De verwijzende rechter betwijfelt of die opvatting verenigbaar is met betekenis en doel van artikel 14(1) van de uitvoeringsverordening in samenhang met de voorwaarde van artikel 12(1) van de basisverordening. Voorts viel de werknemer overeenkomstig het socialezekerheidswetboek onmiddellijk voor het begin van zijn indiensttreding bij verzoekster volgens het nationaal recht niet onder de dekking van het desbetreffende socialezekerheidsstelsel, aangezien hij tijdens de in het besluit van de administratieve commissie vastgestelde periode van één maand geen tijdvak van verzekering had opgebouwd. De verwijzende rechter vraagt zich af of dat echter betekent dat de persoon a priori niet was onderworpen aan de nationale wetgeving in de zin van artikel 12(1) van de basisverordening of artikel 14(1) van de uitvoeringsverordening.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 14, lid 1, van verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels juncto artikel 12, lid 1, van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels aldus worden uitgelegd dat de aldaar bedoelde persoon die werkzaamheden in loondienst verricht, niet onderworpen is aan de wetgeving van de lidstaat waar zijn werkgever gevestigd is, wanneer die persoon volgens de in artikel 1, onder l), van verordening nr. 883/2004 genoemde nationale wetgeving onmiddellijk voor het begin van zijn werkzaamheden in loondienst niet de hoedanigheid van verzekerde in die lidstaat had?
2) Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, mag de nationale rechter dan voor de uitlegging van de inhoud en de betekenis van het begrip „onderworpen” in artikel 14, lid 1, van verordening nr. 987/2009 en in artikel 12, lid 1, van verordening nr. 883/2004 ermee rekening houden dat de persoon onderdaan van een lidstaat is, wanneer de persoon die werkzaamheden in loondienst verricht, toch al louter op basis van zijn nationaliteit aan de nationale wetgeving was onderworpen?
3) Mag de nationale rechter, indien ook de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, de plaats waar de persoon die werkzaamheden in loondienst verricht duurzaam pleegt te wonen in de zin van artikel 1, onder j), van verordening nr. 883/2004 in aanmerking nemen wanneer hij het in de tweede prejudiciële vraag genoemde begrip gebruikt?
4) Met welke uitleggingsgegevens moet de nationale rechter, indien ook de derde prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, bij het onderzoek van de inhoud van de uitdrukking „onderworpen [...] wetgeving” in artikel 12, lid 1, van verordening nr. 883/2004 en artikel 14, lid 1, van verordening [nr. 987/2009] rekening houden om deze bepalingen overeenkomstig hun precieze betekenis toe te passen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW