C-454/15 Webb-Sämann

Contentverzamelaar

C-454/15 Webb-Sämann

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   9 oktober 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       25 oktober 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   25 november 2015
Trefwoorden: insolventie; sociale zekerheid (pensioen)

Onderwerp
Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (Gecodificeerde versie)

Verzoeker Jürgen Webb-Säman werkte sinds 18-11-1996 parttime bij het bedrijf Praktiker DIY totdat op 01-10-2013 faillissement is uitgesproken. De zaak gaat over zijn loon-, vakantiegeld- en pensioenaanspraken die uiterlijk 31-12-2013 op zijn rekening hadden moeten zijn overgemaakt. Verzoeker vordert in totaal EUR 1017,56 + rente. Hij stelt dat op grond van de DUI faillissementswet deze gelden uit de boedel kunnen worden gesepareerd omdat het bedrijf tot het moment van daadwerkelijke storting als ‘bewaarneemster’ beschouwd dient te worden en de bedoelde gelden niet voor andere doeleinden mag gebruiken. Indien niet tot het uit de boedel separeren kan worden overgegaan stelt verzoeker schending van de insolventieRL. Verweerder (curator) stelt dat geen sprake is van bewaarneming; van separeren kan slechts sprake zijn als er een goederenrechtelijke band bestaat. Het door verzoeker geadieerde Arbeitsgericht wijst zijn vordering af. Verzoeker heeft geen recht op uitbetaling aan zichzelf maar slechts storting op zijn individuele pensioenrekening, en hij heeft niet aangetoond dat sprake is van bewaarneming. Ook acht de rechter separeren onmogelijk omdat het een niet te identificeren voorwerp van de boedel betreft. Hij ziet evenmin schending van RL 2008/94. Verzoeker gaat in hoger beroep bij de verwijzende rechter. Hij herhaalt zijn standpunt dat er sprake is van schending van de RL en van bewaarneming omdat de werkgever de bedragen op grond van een overeenkomst tot omzetting van loon in pensioen inhoudt met het doel deze later in het pensioenfonds te storten. Verweerder stelt dat het slechts om de gevolgen van een rechtshandeling van de werkgever gaat. De DUI regeling is niet in strijd met artikel 8 van RL 2008/94. Zelfs indien artikel 8 aldus zou worden uitgelegd dat een werkgever dient te beschikken over een insolventieverzekering, zou schending van een dergelijke verplichting er niet toe leiden dat de aan de orde zijnde aanspraken mogen worden gesepareerd uit de boedel.

De verwijzende DUI rechter (Hessisches Landesarbeitsgericht) moet de vraag beantwoorden of er prake is van schending van artikel 8 van de insolventierichtlijn indien geoordeeld wordt dat in casu separeren uit de boedel niet mogelijk is. Hij legt deze vraag voor aan het HvJEU:
„Levert een nationale interpretatie van een regeling volgens welke onvervulde loonaanspraken die in bewaring zijn gegeven aan de werkgever om op een bepaalde datum in een pensioenfonds te worden gestort, maar door die werkgever niet op een aparte rekening zijn gestort, zodat de genoemde aanspraken niet op grond van § 47 van de Duitse faillissementswet uit de boedel kunnen worden gesepareerd, schending op van artikel 8 van richtlijn 2008/94/EG of ander Unierecht?”
Specifiek beleidsterrein: VenJ mede SZW

Gerelateerde documenten