C-456/22 Gemeinde Ummendorf 

Contentverzamelaar

C-456/22 Gemeinde Ummendorf 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    26 augustus 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    12 oktober 2022

Trefwoorden: privacy schending, immateriële schade, de-minimisdrempel, AVG

Onderwerp: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming); hierna: „AVG”

Feiten:

Op 19-06-2020 had verweerster zonder toestemming van eisers een agenda voor een gemeenteraadsvergadering op internet gepubliceerd, waarin de namen van eisers meermalen werden genoemd. Ook had verweerster een vonnis van het Verwaltungsgericht Sigmaringen (bestuursrechter in eerste aanleg Sigmaringen, Duitsland) van 10-03-2020 gepubliceerd, in de overwegingen waarvan eisers met hun voor- en achternaam en hun adres werden vermeld zonder dat deze gegevens onleesbaar waren gemaakt. Eisers stellen o.g.v. artikel 82,lid 1, AVG recht te hebben op schadevergoeding van de immaterieel geleden schade, wegens schending van artikel 5, lid 1, onder a), AVG.

Overweging:

Op grond van artikel 82, lid 1, AVG mag smartengeld niet worden toegekend voor elke lichte inbreuk zonder ernstige schade of voor louter individueel ervaren ongemak. Er moet veeleer sprake zijn van een merkbaar nadeel en van een objectief vaststelbare aantasting van persoonsgerelateerde belangen. De verwijzende rechter is geneigd tot de aanname dat voor de vaststelling van immateriële schade deze de-minimisdrempel moet zijn overschreden, hetgeen bij een louter kortstondig verlies van zeggenschap over gegevens zonder dat de betrokkenen daarvan merkbare nadelen hebben ondervonden, niet het geval is. De uitkomst van het geschil hangt derhalve af van het antwoord op de prejudiciële vraag.

Prejudiciële vragen:

Moet het begrip immateriële schade in artikel 82, lid 1, [van verordening (EU) 2016/679] aldus worden uitgelegd dat de vaststelling van immateriële schade vereist dat er sprake is van een merkbaar nadeel en een objectief vaststelbare aantasting van persoonsgerelateerde belangen, of volstaat hiervoor reeds dat de betrokkene kortstondig de zeggenschap over zijn gegevens heeft verloren als gevolg van de publicatie van persoonsgegevens op het internet gedurende een periode van enkele dagen, zonder dat dit merkbare of nadelige gevolgen voor hem heeft gehad?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: n.v.t. (Wordt naar de Duitse zaak nr. 1 S 108/20 verwezen).

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten