C-459/18 Argenta Spaarbank

Contentverzamelaar

C-459/18 Argenta Spaarbank

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    04 september 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    21 oktober 2018

Trefwoorden: belastingen;

Onderwerp:

-           VWEU artikel 49;

-           Overeenkomst van 5 juni 2001 tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belastingen tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen;


Feiten:

Argenta Spaarbank (hierna: eiseres) is een in België ingezeten vennootschap, die onderworpen is aan de Belgische vennootschapsbelasting. Eiseres heeft voor 2015 een aangifte ingediend, waarin gebruik gemaakt van de vermindering van de aftrek voor risicokapitaal op basis van artikel 205 quinquies Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB92). Eiseres diende bezwaar in tegen de vervolgens opgelegde aanslag in vennootschapsbelasting waarbij zij verwees naar de strijdigheid van artikel 205 quinquies WIB92 met artikel 49 VWEU. Dit bezwaar werd afgewezen bij beslissing van 19.12.2016. Eiseres vordert gedeeltelijke vernietiging van de bestreden aanslag en terugbetaling van ten onrechte geïnde belastingen. De verwijzende rechter stelt vast dat voor wat betreft de bepaling van het bedrag van aftrek voor risicokapitaal overeenkomstig de artikelen 205 bis t/m 205 novies WIB 92, geen betwisting bestaat tussen partijen. Wel over de verenigbaarheid van deze nationale bepalingen, in het bijzonder van artikel 205 quinquies WIB92, met de vrijheid van vestiging van artikel 49 VWEU. Dezelfde partijen hebben voorheen een betwisting gevoerd over de vennootschapsbelasting voor aanslagjaar 2008, over het recht op aftrek voor risicokapitaal (C-350/11). De argumentatie van partijen heeft grotendeels betrekking op de vraag in welke mate de aanpassing van de nationale wetgeving opgenomen in artikel 205 quinquies WIB92 al dan niet tegemoetkomt aan de overwegingen van het Hof in het arrest C-350/11.


Overweging:

De rechtbank stelt vast dat de vermindering van de aftrek voor risicokapitaal voorzien in artikel 205 quinquies WIB92, niet van toepassing is op vaste inrichtingen in België, en dat de Belgische wetgeving ook geen gelijkaardige vermindering voorziet voor Belgische inrichtingen. Bijgevolg is de omvang van de aftrek voor risicokapitaal beperkter indien een vennootschap een vaste inrichting heeft in een andere EER-lidstaat, in het bijzonder indien de winst van de inrichting hoger is dan de daaraan toegerekende aftrek voor risicokapitaal, dan wanneer deze vaste inrichting in België gelegen zou zijn. De vraag stelt zich dan ook of deze nationale regeling in overeenstemming is met de vrijheid van vestiging zoals voorzien in artikel 49 VWEU. Gelet op het gewijzigde nationale rechtskader is de rechtspraak van het Hof niet voldoende duidelijk om de door eiseres opgeworpen schending van artikel 49 VWEU te beoordelen.


Prejudiciële vragen:

Verzet artikel 49 van het Verdrag betreffende de Werking van de EUropese Unie zich tegen een nationale belastingregeling op grond waarvan bij de berekening van de belastbare winst van een in België onbeperkt belastingplichtige vennootschap met een vaste inrichting in een andere lidstaat waarvan de winsten in België met toepassing van een dubbelbelastingverdrag tussen België en de andere lidstaat geheel zijn vrijgesteld:

-           de aftrek voor risicokapitaal wordt verminderd met een bedrag aan aftrek voor risicokapitaal berekend op het positieve verschil tussen enerzijds de netto boekwaarde van de activabestanddelen van de vaste inrichting, en anderzijds het totaal van de passivabestanddelen die niet behoren tot het eigen vermogen van de vennootschap en die aanrekenbaar zijn op de vaste inrichting en

-           voormelde vermindering niet wordt toegepast in de mate dat het bedrag van de vermindering lager is dan de winst van deze vaste inrichting,

terwijl geen vermindering van de aftrek voor risicokapitaal wordt toegepast indien dit positieve verschil kan worden toegerekend aan een in België gelegen vaste inrichting?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Argenta Spaarbank C-350/11.

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal