C-459/19 Commissioners for Her Majesty's Revenue & Customs

Contentverzamelaar

C-459/19 Commissioners for Her Majesty's Revenue & Customs

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 5 augustus 2019
Schriftelijke opmerkingen: 22 september 2019

Trefwoorden : btw-richtlijn; vaststelling plaats van beleggingsbeheerdiensten

Onderwerp :

- Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

- Richtlijn 2008/8/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat betreft de plaats van een dienst

- Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

- Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag

- Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn

- COM/2003/0822 definitief, 23 december 2003, „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten”

- Interinstitutioneel dossier van de Raad van de Europese Unie 2003/0329 (CNS), ST 8057 2004 INIT (FISC 78)

- Interinstitutioneel dossier van de Raad van de Europese Unie 2003/0329 (CNS), ST 9961 2004 INIT (FISC 116)

- Raad van de Europese Unie, 16 maart 2006, „Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 77/388/EEG wat betreft de plaats van levering van diensten en tot wijziging van verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad wat betreft informatie-uitwisseling”

 

Feiten:

In geschil is de plaats van de beleggingsbeheerdiensten die ten behoeve van Wellcome Trust Ltd zijn verleend door dienstverrichters van buiten de Unie. Niet in geschil is dat WTL een belastingplichtige is, en dat WTL de diensten heeft gebruikt voor bedrijfsactiviteit (en niet voor privédoeleinden) en dat WTLde diensten niet heeft gebruikt voor belastbare diensten. Kernvraag is of WTL kan worden aangemerkt als een “als zodanig handelende belastingplichtige” in de zin van artikel 44 van de richtlijn. In eerste instantie is beslist dat de diensten niet onder artikel 44 vallen omdat de formulering WTL feitelijk uitsluit van de werkingssfeer. Daarnaast is in eerste instantie vastgesteld dat de omzetting van artikel 44 in het VK, op grond waarvan de plaats van de dienst wordt geacht in het VK te zijn gelegen doordat WTL een belastingplichtige was die in de hoedanigheid van onderneming handelt, niet in overeenstemming was met de richtlijn en conform moest worden uitgelegd. Hiertegen is de HMRC in hoger beroep gekomen.

 

Overweging:

Middels zijn eerste en tweede vraag wil de verwijzende rechter in wezen weten of de precieze betekenis van een “als zodanig handelende belastingplichtige” is in artikel 44 van de richtlijn dezelfde is als die opgenomen in het arrest Wellcome Trust, C-155/94, en wanneer deze trust zijn diensten afneemt van een persoon van buiten de Unie. Met name gaat het om de toepasbaarheid van de relevante artikelen van de btw-richtlijn, waar het Hof van Justitie zich nog niet over heeft uitgesproken.

 

Prejudiciële vraag:

1) Moet artikel 44 van richtlijn 2006/112 aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige die een niet-economische activiteit verricht bestaande in de aankoop en verkoop van aandelen en andere effecten in het kader van het beheer van de activa van een charitable trust (caritatieve trust), moet worden aangemerkt als „een als zodanig handelende belastingplichtige” wanneer hij uitsluitend ten behoeve van deze activiteit beleggingsbeheerdiensten afneemt van een persoon van buiten de Unie?

 

2) Indien de eerste prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord en de artikelen 46 tot en met 49 van de richtlijn niet van toepassing zijn, is artikel 45 van de richtlijn dan van toepassing op de dienstverrichting of is noch artikel 44 noch artikel 45 van de richtlijn van toepassing op de dienstverrichting?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Wellcome Trust, C-155/94; Kollektivavtalsstiftelsen TRR Trygghetsrådet, C-291/07; Welmory, C-605/12, Conclusie AG Kokott; C-605/12; Srf konsulterna, C-647/17; RCI Europe, C-37/08, Conclusie AG Trstenjak.

Specifiek beleidsterrein: FIN-FISC

Gerelateerde documenten