C-460/20 Google

Contentverzamelaar

C-460/20 Google

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     19 november 2020
Schriftelijke opmerkingen:                       5 januari 2021

Trefwoorden : AVG; privacy; zoekresultaten;

Onderwerp :

•          Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

•          Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;

•          Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

Feiten:

Verzoeker is in een verantwoordelijke functie werkzaam bij verschillende vennootschappen binnen de financiële dienstverlening. Verzoekster was de partner van verzoeker en tot en met mei 2015 procuratiehouder van een van deze vennootschappen. Op de website www.g...net (hierna: g-net) stonden drie artikelen waarin de beleggingsstrategie van verschillende van deze vennootschappen kritisch werd besproken. Een van de artikelen was bovendien voorzien van drie foto’s van verzoeker en een foto van verzoekster. De artikelen konden twijfels oproepen over het serieuze karakter van de beleggingsstrategie; de afbeeldingen – samen met de artikelen – konden de suggestie wekken dat verzoekers in door derden gefinancierde luxe leefden. Volgens het colofon van g-net is G-LLC exploitant van deze website. Het doel van de onderneming van G-LLC is naar eigen zeggen „door actieve verstrekking van informatie en permanente transparantie een duurzame bijdrage te leveren aan de bestrijding van fraude in economie en maatschappij”. In verschillende publicaties wordt het bedrijfsmodel van G-LLC bekritiseerd, onder meer met het verwijt dat G-LLC probeert bedrijven af te persen door in eerste instantie negatieve berichten te publiceren en daarna aan te bieden om de berichten tegen betaling van zogenoemd beschermingsgeld weer te verwijderen respectievelijk de plaatsing van negatieve berichten te voorkomen. De artikelen werden door verweerster in de resultatenlijst van haar zoekmachine weergeven, telkens wanneer de voor- en achternamen van verzoekers werden ingetoetst. Verzoekers beogen de zoekresultaten en de miniaturen van verweerster uit haar resultatenlijst te laten verwijderen.

Overweging:

Of het bij de verwijzende rechter aanhangige beroep slaagt, hangt af van de uitlegging van het Unierecht. Wat betreft de links naar de drie aangehaalde artikelen is verordening 2016/679 ratione temporis, ratione materiae en ratione loci van toepassing. Het recht van verzoekers op permanente verwijdering van de door hen gewraakte zoekresultaten valt onder artikel 17, lid 1, van verordening 2016/679. Wat de miniaturen betreft, zijn artikel 12, onder b), en artikel 14, [lid 1,] onder a), van richtlijn 95/46 van toepassing, aangezien verweerster de miniaturen in ieder geval reeds sinds 2017 en derhalve vóór de inwerkingtreding van verordening 2016/679 al niet meer weergaf. De verwijzende rechter gaat ervan uit dat de voorwaarden voor de verwijdering overeenkomstig de algemene verordening gegevensbescherming en die overeenkomstig de richtlijn gegevensbescherming parallel naast elkaar bestaan. Om die reden verzoekt hij de met betrekking tot de afbeeldingen gestelde tweede vraag meteen ook voor de algemene verordening gegevensbescherming te beantwoorden.

Prejudiciële vragen:

1. Is het verenigbaar met het recht van de betrokkene op eerbiediging van zijn privéleven (artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, PB 2016, C 202, blz. 389) en op bescherming van de hem betreffende persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest) om bij de afweging, overeenkomstig artikel 17, lid 3, onder a), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming, AVG, PB 2016, L 119, blz. 1), van de tegenstrijdige rechten en belangen die voortvloeien uit de artikelen 7, 8, 11 en 16 van het Handvest − welke afweging nodig is in het kader van de toetsing van het door de betrokkene tegen de verantwoordelijke van een internet-zoekdienst gerichte verzoek om verwijdering − in het geval dat de link waarvan de verwijdering wordt gevraagd, leidt naar inhoud die feitelijke beweringen en op feitelijke beweringen berustende waardeoordelen bevat die volgens de betrokkene onjuist zijn en waarvan de rechtmatigheid afhangt van de vraag of de daarin opgenomen feitelijke beweringen juist zijn, in belangrijke mate tevens rekening te houden met de vraag of van de betrokkene in redelijkheid kan worden gevergd dat deze rechtsbescherming inroept – bijvoorbeeld middels een verzoek om een voorlopige voorziening – tegen de aanbieder van de inhoud en aldus ten minste voorlopig opheldering zou kunnen verkrijgen omtrent de juistheid van de door de verantwoordelijke van de zoekmachine weergegeven inhoud?

2. Moet in het geval van een verzoek om verwijdering, gericht tegen de verantwoordelijke van een internet-zoekdienst welke zoekdienst bij het zoeken op naam zoekt naar foto’s van natuurlijke personen die door derden in verband met de naam van de persoon op internet zijn gezet, en de gevonden foto’s in de resultatenlijst als miniaturen („thumbnails”) weergeeft, in het kader van de overeenkomstig artikel 12, onder b), en artikel 14, eerste alinea, onder a), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (richtlijn gegevensbescherming, PB 1995, L 281,, blz. 31) / artikel 17, lid 3, onder a), AVG, te verrichten afweging van de tegenstrijdige rechten en belangen die voortvloeien uit de artikelen 7, 8, 11 en 16 van het Handvest, in belangrijke mate rekening worden gehouden met de context van de oorspronkelijke publicatie van de derde, ook al verstrekt de zoekmachine bij het weergeven van de miniatuur weliswaar de link naar de website van de derde, maar wordt de website zelf niet genoemd en wordt de hierdoor toegankelijk gemaakte context door de internet-zoekdienst zelf ook niet weergegeven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Google Spain en Google (C-131/12); GC e.a. (C-136/17); Google (C-507/17); Spiegel Online (C-516/17); (C-345/17); (C-161/17); GS Media (C-160/15); SABAM (C-360/10); Scarlet Extended (C-70/10); Satakunnan Markkinapörssi en Satamedia (C-73/07);

Specifiek beleidsterrein: JenV;