C-461/15 E.ON Kraftwerke

Contentverzamelaar

C-461/15 E.ON Kraftwerke

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   16 oktober 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       02 november 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   02 december 2015
Trefwoorden: broeikasgasemissierechten; omvang rapportageverplichting

Onderwerp
- Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad, gewijzigd bij richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden
(PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63);
- Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87

Verzoekster is exploitant van een aantal elektriciteitscentrales in DUI die onder de regeling voor de handel in emissierechten vallen. Zij verzoekt de DUIaut voor handel in emissierechten (DEHSt) om kosteloze toewijzing van emissierechten voor de derde handelsperiode voor de installatie in Heyde. Op grond van het DUI toewijzingsbesluit 2020 (ZuV) heeft DEHSt exploitanten verzocht jaarlijks te rapporteren over wijzigingen in de centrales in het voorafgaande jaar alsmede geplande wijzigingen in het komende jaar voor alle installaties die voor kosteloze toewijzing in aanmerking komen. Verzoekster meldt in september 2013 dat zij voornemens is alleen opgave te doen van relevante wijzigingen die tot aanpassing van de toewijzing kunnen leiden. Zij stelt dat een verderstrekkende mededelingsplicht in strijd was met het beginsel dat de overheid zo min mogelijk gegevens verzamelt. DEHSt stelt echter dat zij op grond van het ZuV alle informatie nodig heeft die aan de toewijzing ten grondslag ligt. Verzoekster geeft dan in haar rapport voor 2013 bij het activiteitsniveau „0” aan en gaat in beroep. Zij vraagt de rechter een verklaring voor recht dat zij op grond van het ZuV niet verplicht is de door DEHSt gevraagde informatie te verstrekken omdat DEHSt daarmee haar bevoegdheid op grond van de DUI wet op de emissiehandel overschrijdt. Ook volgens besluit 2011/278 van de EURCIE moet het gaan om relevante veranderingen die gevolgen voor toewijzing kunnen hebben. Voor de door DEHSt beoogde gegevensverzameling, waarbij zelfs installaties zonder recht op toewijzing een mededelingsverplichting ingevolge het ZuV hebben, is geen rechtsgrondslag. Verweerder (DUI) stelt dat DEHSt dient te beoordelen of toewijzing moet worden gewijzigd en dat daarvoor de gevraagde informatie niet onevenredig is. Deze is juist nodig om de relevantie voor toewijzing te beoordelen.

De verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) constateert dat het HvJEU nog niet eerder vragen heeft voorgelegd gekregen over de omvang van de rapportageverplichting. Navraag bij de andere EULS heeft opgeleverd dat 17 EULS hebben voorzien in een verplichte jaarlijkse mededeling van de activiteitsniveaus en 12 EULS dit niet vereisen. Derhalve kan een beantwoording van onderstaande prejudiciële vragen bijdragen aan een eenvormige toepassing van besluit 2011/278/EU.
1. Welke informatie behoort tot de relevante informatie in de zin van artikel 24, lid 1, van besluit 2011/278/EU? Moet de beperking kwalitatief of kwantitatief worden opgevat en valt daar meer bepaald ook informatie over geplande of effectieve veranderingen van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een installatie onder, die niet rechtstreeks de intrekking of de aanpassing van het toewijzingsbesluit ingevolge de artikelen 19 tot en met 21 van 2011/278/EU tot gevolg heeft en geen indieningsverplichting op grond van artikel 24, lid 2, van besluit 2011/278/EU in het leven roept?
2. Indien de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord: moet artikel 24, lid 1, van besluit 2011/278/EU aldus worden uitgelegd dat het de lidstaat verbiedt van de exploitant ook informatie over geplande of effectieve veranderingen van de capaciteit, het activiteitsniveau en de werking van een installatie te verlangen die niet de intrekking of de aanpassing van het toewijzingsbesluit ingevolge de artikelen 19 tot en met 21 van 2011/278/EU tot gevolg heeft?
Specifiek beleidsterrein: IenM en EZ

Gerelateerde documenten