C-462/20 ASGI e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 17 november 2020 Schriftelijke opmerkingen: 3 januari 2021
Trefwoorden : discriminatie; gezinskaart;
Onderwerp :
• Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen;
• Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven;
• Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan;
• Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming
Feiten:
Italiaanse wetgeving bepaalt dat een ‘gezinskaart’ mag worden verstrekt aan Italiaanse onderdanen en onderdanen van andere lidstaten van de Europese Unie. De gezinskaart kan niet aan langdurig ingezeten onderdanen van derde landen worden verstrekt. De gezinskaart geeft recht op korting op leveringen van goederen of diensten van publieke en particuliere entiteiten die een overeenkomst met de Italiaanse overheid hebben gesloten. De aanvraag moet via een website worden ingediend, en de aanvrager moet daarin verklaren aan de wettelijke vereisten te voldoen, en met name Italiaans onderdaan te zijn of onderdaan van een van de EU-lidstaten met legaal verblijf in Italië. Partijen hebben in elk geval bevestigd dat het voor onderdanen van derde landen momenteel in feite niet mogelijk is om de gezinskaart aan te vragen. Het staat publieke of particuliere leveranciers van goederen en diensten (bijvoorbeeld, handelaars) vrij om aan het initiatief deel te nemen. Daartoe kunnen zij een overeenkomst sluiten met [de overheid]. Zij dienen kaarthouders voor enkele door henzelf gekozen goederen of diensten een korting van ten minste 5% op de detailhandelsprijs te garanderen. De naam van de aangesloten leveranciers wordt op een website bekendgemaakt.
Overweging:
Aangezien partijen het niet eens zijn over de uitleg van het Unierecht, moeten volgens de verwijzende rechter enkele door verzoeksters gestelde uitleggingsvragen aan het Hof van Justitie worden voorgelegd. De beslissing op het geding hangt namelijk rechtstreeks af van de antwoorden op deze vragen. Meer in het bijzonder wil de verwijzende rechter met zijn vragen weten hoe de gezinskaart moet worden bezien in het licht van verschillende EU-richtlijnen.
Prejudiciële vragen:
1. Staat artikel 11, lid 1, onder d) of f), van richtlijn 2003/109/EG in de weg aan een nationale regeling als die welke in casu aan de orde is, volgens welke de overheid van een lidstaat een document dat recht geeft op korting op leveringen van goederen of diensten van publieke en particuliere entiteiten die een overeenkomst met de overheid van die lidstaat hebben gesloten, uitsluitend verstrekt aan onderdanen van die lidstaat en die van andere lidstaten van de Europese Unie, en niet aan langdurig ingezeten onderdanen van derde landen?
2. Staat artikel 12, lid 1, onder e), van richtlijn 2011/98/EU junctis artikel 1, onder z), en artikel 3, onder j), van verordening (EG) nr. 883/2004, of artikel 12, lid 1, onder g), van richtlijn 2011/98/EU in de weg aan een nationale regeling als die welke in casu aan de orde is, volgens welke de overheid van een lidstaat een document dat recht geeft op korting op leveringen van goederen of diensten van publieke en particuliere entiteiten die een overeenkomst met de overheid van die lidstaat hebben gesloten, uitsluitend verstrekt aan onderdanen van die lidstaat en die van andere lidstaten van de Europese Unie, en niet aan onderdanen van derde landen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b) en c), van richtlijn 2011/98/EU?
3. Staat artikel 14, lid 1, onder e), van richtlijn 2009/50/EG junctis artikel 1, onder z), en artikel 3, onder j), van verordening (EG) nr. 883/2004, of artikel 14, lid 1, onder g), van richtlijn 2009/50/EG in de weg aan een nationale regeling als die welke in casu aan de orde is, volgens welke de overheid van een lidstaat een document dat recht geeft op korting op leveringen van goederen of diensten van publieke en particuliere entiteiten die een overeenkomst met de overheid van die lidstaat hebben gesloten, uitsluitend verstrekt aan onderdanen van die lidstaat en die van andere lidstaten van de Europese Unie, en niet aan onderdanen van derde landen die houders zijn van een Europese blauwe kaart in de zin van richtlijn 2009/50/EG?
4. Staat artikel 29 van richtlijn 2011/95/EU in de weg aan een nationale regeling als die welke in casu aan de orde is, volgens welke de overheid van een lidstaat een document dat recht geeft op korting op leveringen van goederen of diensten van publieke en particuliere entiteiten die een overeenkomst met de overheid van die lidstaat hebben gesloten, uitsluitend verstrekt aan onderdanen van die [OR. 6] lidstaat en die van andere lidstaten van de Europese Unie, en niet aan onderdanen van derde landen die internationale bescherming genieten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK; JenV; SZW