C-464/15 Admiral Casinos & Entertainment
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijizngsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 27 oktober 2015 Concept schriftelijke opmerkingen: 13 november 2015 Schriftelijke opmerkingen: 13 december 2015 Trefwoorden: vrij verkeer diensten (kansspelen); evenredigheidsbeginsel Onderwerp: VWEU artikel 56 (vrij verkeer diensten)
Verzoekster heeft een vergunning op grond van de OOS wet op de speelautomaten voor de organisatie van kansspelen. Verweerders zijn caféhouders en eigenaar van een tankstation waar speelapparaten staan opgesteld die zij op contractuele basis met respectievelijk TSJ en SLW eigenaren in hun zaken hebben laten plaatsen. Verweerders zijn niet in het bezit van een vergunning. Verzoekster vordert dat verweerders hun (illegale) activiteiten staken zolang zij geen vergunning hebben. Verweerders stellen dat zij enkel (tegen vergoeding) ruimte bieden aan de speelapparatuur en dat de OOS kansspelwet, gezien het staatsmonopolie op kansspelen, in strijd is met EURrecht, met name VWEU artikel 56 (vrije dienstverrichting).
De verwijzende OOS rechter (Landesgericht Wiener Neustadt) sluit zich aan bij de rechtsopvatting van de hoogste OOS rechtscolleges waarmee de OOS kansspelwet verenigbaar wordt geacht met EURrecht aangezien de doelstelling van de wetgever het verminderen van kansspelen is, met name om de daaraan verbonden criminaliteit te bestrijden. Deze opvatting is gebaseerd op de uitspraak van het HvJEU in de zaak Pfleger. Verweerders dienen aan te tonen dat ondanks dit streven de gokverslaving en daaraan verbonden problemen zijn toegenomen, opdat de Staat de mogelijkheid wordt geboden zich te verdedigen. Echter, de verwijzende rechter twijfelt er na lezing van het arrest Pfleger in het Duits, Engels en Frans aan of het van de (ex post te beoordelen) effecten van de nationale regeling afhangt of deze al dan niet in strijd is met het EURrecht. Om de zaak te kunnen beslissen stelt hij de volgende vraag aan het HvJEU: “Moet artikel 56 VWEU aldus worden uitgelegd dat bij de toetsing van de evenredigheid van een nationale regeling waarbij een monopolie op de kansspelmarkt wordt ingericht, voor de verenigbaarheid met het Unierecht niet enkel de doelstellingen van de regeling in aanmerking moeten worden genomen, maar ook de gevolgen daarvan, die empirisch met zekerheid moeten worden vastgesteld?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-347/09 Dickinger et Ömer; C-390/12 Pfleger Specifiek beleidsterrein: EZ en VenJ