C-466/15 Jean-Michel Adrien ea
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 19 oktober 2015 Concept schriftelijke opmerkingen: 03 november 2015 Schriftelijke opmerkingen: 03 december 2015 Trefwoorden: sociale zekerheid (pensioenen); vrij verkeer werknemers; handvest grondrechten (recht op eigendom); gelijke behandeling Onderwerp - Handvest grondrechten artikel 17 (recht op eigendom); - VWEU artikel 45 en 48 (vrij werknemersverkeer); - Verordening 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Pb L 149, blz 2)
Verzoekers (Adrien en 12 anderen) zijn ex-ambtenaren van de EURCIE. Zij eisen nietigheid van een besluit van FRA MinFIN (verweerder) tot afwijzing van hun verzoek uit 2012 tot intrekking wegens bevoegheidsoverschrijding van een decreet uit 2002 dat de situatie regelt van ambtenaren bij een overheid of een instantie gevestigd op het grondgebied van een vreemde staat of gedetacheerd bij een internationaal orgaan en van een circulaire van onder meer MinEZ over de toepassing van een wet tot sociale modernisering op eerdergenoemde categorie gedetacheerde ambtenaren. Zij stellen belemmering van het vrije verkeer van werknemers, strijd met sociale zekerheidsvoorschriften van de EU, met het grondrecht op eigendom en met de bepalingen in het Ambtenarenstatuut (gelijke behandeling). De bij artikel 84 van de wet van 29-12-2013 ingestelde nieuwe regeling maakt geen einde aan de toepassing van de voorgaande regeling en is evenmin in overeenstemming met het EURrecht. Sinds 2002 hebben ambtenaren gedurende hun detachering de keuze om al dan niet verder bij te dragen aan de pensioenregeling waartoe zij al behoorden. Er is echter wel een maximeringsregeling gesteld voor de uitkering (tot ten hoogste het pensioen dat zij zouden hebben verworven wanneer er geen detachering zou zijn geweest) en degenen die gebruik maken van de ‘dubbele’ regeling moeten jaarlijks opgave doen aan de betreffende ‘afwikkelingsdienst’. Verzoekers stellen dat de maximeringsregeling in strijd is met de EUregels voor vrij verkeer werknemers.
Voor de verwijzende FRA rechter (RvS) is het antwoord op de onder geformuleerde prejudiciële vraag beslissend voor het beslechten van het geschil: “Is een nationale regeling die een bij een instelling van de Europese Unie gedetacheerde ambtenaar de mogelijkheid biedt om voor de duur van zijn detachering te kiezen voor ofwel de onderbreking van het betalen van bijdragen aan de pensioenregeling van zijn herkomstland, in welk geval zijn pensioen op basis van deze regeling volledig wordt gecumuleerd met de pensioenvoordelen verbonden aan de detacheringsfunctie, ofwel het verder blijven betalen van deze bijdragen, in welk geval zijn pensioen op grond van die regeling wordt beperkt tot het bedrag dat nodig is om het totaalbedrag van het pensioen, met inbegrip van het pensioen verworven op grond van de regeling verbonden aan de detacheringsfunctie, op het bedrag te brengen dat hij zou hebben verkregen wanneer er geen detachering zou hebben plaatsgevonden, in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gelezen in het licht van artikel 48 van hetzelfde Verdrag, en met het in artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vermelde beginsel van loyale samenwerking? Specifiek beleidsterrein: BZK en SZW