C-469/14 Masterrind

Contentverzamelaar

C-469/14 Masterrind

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 november 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 december 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   13 januari 2015
Trefwoorden: landbouw; dierentransport; uitvoerrestituties

Onderwerp
 Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97 (Pb L 3, blz. 1),
- verordening (EU) nr. 817/2010 van de Commissie van 16 september 2010 tot vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (Pb L 245, blz. 16).

Verzoekster geeft op 16 juni 2011 zes fokrunderen aan voor uitvoer naar Marokko. Zij ontvangt de uitvoerrestitutie bij vooruitbetaling. De veewagen vertrekt om 10.30 en bereikt Sète (FRA haven voor vertrek naar Marokko per boot) om 17.00 uur op 17 juni. In januari 2012 ontvangt verzoekster een brief van de DUI douane met de mededeling dat de officiële veearts in Sète een ‘non conforme’ stempel had geplaatst hetgeen geschiedt indien het transport een totale duur van 31 uur overschrijdt, inclusief de voor de vrachtwagenchauffeurs wettelijk voorgeschreven rij- en rusttijden. Verzoekster wordt dan ook verweten dat zij de Unierechtelijke bepalingen inzake dierenbescherming niet heeft nageleefd. Verzoekster moet de uitvoerrestitutie terugbetalen + verhoogd met een toeslag van 10%. Zij maakt bezwaar bij verweerder (douane) en wendt zich tot de EURCIE voor uitleg over Vo. 1/2005. De EURCIE antwoordt dat de toegestane transporttijd voor runderen maximaal 29 uur is en hoe dit wordt berekend. En dat bij uitzondering 31 uur mag worden vastgesteld.
Het door verzoekster ingediende bezwaar wordt door verweerder afgewezen omdat de FRA veearts niet heeft gecorrigeerd. Verzoekster gaat in beroep en wijst op de terminologie in een rusttijd van ‘ten minste’ één uur. Indien langer wordt gerust wordt de totale transporttijd ook langer.

De verwijzende DUI rechter (Finanzgericht Hamburg) vraagt zich af of de rusttijd voor de dieren van langer dan één uur in Unierechtelijke zin toelaatbaar is en of de DUI douane gebonden is aan de aanwijzing van de FRA veearts. Hij legt het Hof de volgende vragen voor:
a) Dient de regeling in punt 1.4 van hoofdstuk V van bijlage I bij verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3, blz. 1), volgens welke dieren na een transporttijd van 14 uur een voldoende rusttijd van ten minste een uur moeten krijgen, in het bijzonder om te worden gedrenkt en zo nodig gevoederd, waarna zij opnieuw gedurende 14 uur kunnen worden vervoerd, aldus te worden uitgelegd dat de vervoersperioden ook kunnen worden onderbroken door een rusttijd van langer dan een uur of door meerdere rusttijden waarvan er één ten minste een uur duurt?
b) Is het betaalorgaan van een bepaalde lidstaat gebonden aan de vermelding die door de officiële dierenarts van de plaats van uitgang is aangebracht overeenkomstig artikel 2, lid 3, van verordening (EU) nr. 817/2010 van de Commissie van 16 september 2010 tot vaststelling, op grond van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (PB L 245, blz. 16), zodat de rechtmatigheid van de weigering om de vermelding aan te brengen alleen kan worden getoetst door die autoriteit waaraan het handelen van de betrokken dierenarts kan worden toegerekend, of vormt de vermelding door de officiële dierenarts louter een procedurele ambtelijke handeling die alleen tegelijk met de tegen de inhoudelijke beslissing van het betaalorgaan in te stellen rechtsmiddelen kan worden aangevochten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-277/06 Interboves
Specifiek beleidsterrein: EZ

Gerelateerde documenten