C-47/15 Affum

Contentverzamelaar

C-47/15 Affum

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   24 maart 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   10 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   10 mei 2015
Trefwoorden: strafrecht; illegaal verblijf; Schengenovereenkomst

Onderwerp
- Overeenkomst van 16 april 1964 tussen Frankrijk en de Benelux inzake het overnemen van personen aan de gemeenschappelijke grens;
- Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven

Verzoekster Sélina Amissah, geboren Affum, Guinese nationaliteit, wordt op 22-03-2013 in FRA aangehouden als zij per bus vanuit BEL aankomt bij de Kanaaltunnel. De bestemming is Londen/VK. Zij toont een paspoort op naam van een ander, en wordt wegens illegale binnenkomst op FRA grondgebied in voorlopige hechtenis geplaatst. De volgende dag neemt de plaatselijke rechter een besluit tot overlevering aan BELaut op grond van de overeenkomst tussen FRA en de Benelux. Verzoekster komt op tegen dat besluit omdat uit rechtspraak van het HvJEU (El Dridi en Achughbabian)volgt dat RL 2008/115 zich verzet tegen een maatregel als (voorlopige) hechtenis voor dit feit. Volgens de FRA WSv is voorlopige hechtenis slechts mogelijk bij strafbare feiten die met gevangenisstraf kunnen worden bestraft. De FRA wet is naar aanleiding van de genoemde uitspraken gewijzigd in zoverre dat illegaal verblijf niet langer wordt bestraft met een gevangenisstraf, maar die straf is wel behouden voor illegale binnenkomst op het Franse vasteland vanuit een Schengenstaat, omdat in een dergelijk geval niet is voldaan aan de in de Schengenovereenkomst gestelde voorwaarden voor binnenkomst. Verzoekster stelt dat haar situatie niet fundamenteel verschilt van die welke aanleiding heeft gegeven tot die rechtspraak, aangezien een illegale binnenkomst op het nationale grondgebied van een LS de facto tot een illegaal verblijf in die LS leidt.

Het betoog van verzoekster stelt voor de verwijzende FRA rechter (Hof van Cassatie) een aantal vragen aan de orde over de uitleg van RL 2008/115/EG. Hij oordeelt dat de formulering van de definitie van illegaal verblijf in de RL toepassing van de RL op onderhavige casus rechtvaardigt. De vraag blijft of dat ook geldt indien de vreemdeling zoals in de onderhavige zaak, louter op doorreis is, als passagier van een autobus, komende uit een andere SchengenLS en onderweg is naar nog een andere EULS, zodat zijn aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken LS slechts kortstondig is. Indien de RL dan toch van toepassing is rijst de vraag hoe de terug- en overnameprocedure dient te verlopen, ook in het licht van de datum van de overeenkomst FRA/Benelux. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Moet artikel 3, punt 2, van richtlijn 2008/115/EG aldus worden uitgelegd dat een derdelander illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijft en om die reden op grond van artikel 2, lid 1, van die richtlijn binnen de werkingssfeer ervan valt, wanneer hij louter op doorreis is, als passagier van een autobus die op het grondgebied van die lidstaat reed, komende uit een andere lidstaat die deel uitmaakt van de Schengenruimte, en onderweg was naar nog een andere lidstaat?
2) Moet artikel 6, lid 3, van die richtlijn aldus worden uitgelegd dat die richtlijn zich niet verzet tegen een nationale regeling die de illegale binnenkomst van een derdelander bestraft met een gevangenisstraf, wanneer de betrokken derdelander door een andere lidstaat kan worden overgenomen op grond van een overeenkomst of een regeling die vóór de inwerkingtreding van de richtlijn met laatstgenoemde lidstaat is gesloten?
3) Moet die richtlijn – naargelang van het antwoord op de vorige vraag – aldus worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen een nationale regeling die de illegale binnenkomst van een derdelander bestraft met een gevangenisstraf, op basis van dezelfde voorwaarden als die welke door het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake illegaal verblijf zijn gesteld in zijn arrest van 6 december 2011, Achughbabian (C-329/11), die zien op de situatie waarin op betrokkene niet vooraf de in artikel 8 van de richtlijn bedoelde dwangmaatregelen zijn toegepast alsmede op de duur van de vreemdelingenbewaring?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-61/11 PPU El Dridi; C-329/11 Achughbabian
Specifiek beleidsterrein: VenJ/DMB

Gerelateerde documenten