C-47/25 Apple Distribution International

Contentverzamelaar

C-47/25 Apple Distribution International

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     25 maart 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     11 mei 2025

Trefwoorden: Vrijheid van vestiging, vrij verrichten van diensten, diensten van de informatiemaatschappij, gokactiviteiten, bescherming van consument, onderlinge aanpassing van de wetgevingen

Onderwerp: Richtlijn 2000/32 inzake elektronische handel, art. 1, 5., d), derde streepje, art. 12 t/m 15, Verordening 2022/2065 over digitale diensten, art. 6.
 
De Belgische rechter vraagt of richtlijn 2000/32 inzake elektronische handel van toepassing is op diensten van de informatiemaatschappij bestaande uit gokactiviteiten. Ook vraagt hij of software te koop aangeboden op een online platform, zoals de App Store, ‘informatie’ is in de zin van deze richtlijn en dus valt onder het begrip ‘opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie’ van die richtlijn en van verordening 2022/2065.

Prejudiciële vragen: 
1. a. Is afdeling 4 van hoofdstuk II (de artikelen 12 – 15) van de Richtlijn inzake elektronische handel (2000/31) van toepassing op gokactiviteiten, hoewel artikel 1, 5., d), derde streepje uitdrukkelijk bepaalt dat deze richtlijn niet van toepassing is op diensten van de informatiemaatschappij bestaande uit gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet, zoals loterijen en weddenschappen? 

1. b. Zo ja, moet dit begrip ‘gokactiviteiten’ worden ingevuld naar nationaal recht, of is het een autonoom begrip van het Unierecht (en welke toepassingscriteria zijn in dat geval relevant, en betekent de aanwezigheid van elementen die hieraan zouden voldoen in een app dat de hele app hierdoor als een gokactiviteit moet worden beschouwd)? 

2. Valt software te koop aangeboden op een online platform zoals deze in het geding (App Store) onder het begrip ‘informatie’ in de zin van diezelfde artikelen 12 – 15 (en valt deze verkoop dus onder het begrip ‘de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie’ in artikel 14, thans artikel 6 van de Digitaledienstenverordening 2022/2065)? 

Zo ja,

a. kan om te bepalen of de dienstverlener zich als behoedzame marktdeelnemer heeft gedragen en toch geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteiten of informatie duidelijk blijkt (in de zin van artikel 14, 1., a), thans artikel 6, 1., a)), rekening gehouden worden met informatie over een categorie inhoud (hier loot boxes) die per hypothese in haar geheel onwettig is, of moet de informatie die de dienstverlener bereikt betrekking hebben op welbepaalde, individuele inhoud?
 
b. brengt het proces van goedkeuring van apps die in de App Store worden aangeboden met zich mee dat de afnemer deze apps koopt onder toezicht van de dienstverlener, in de zin van artikel 14, 2. (thans artikel 6, 2.)? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: arrest van 23 maart 2010, Google France en Google, C‑236–238/08, ECLI:EU:C:2010:159, arrest van 22 juni 2021, YouTube en Cyando, C-682 en 683/18, ECLI:EU:C:2021:503, arrest van 12 juli 2011, L’Oréal e.a., C-324/09, ECLI:EU:C:2011:474 en zaak C-34/24    Stichting Right to Consumer Justice en Stichting App Stores Claims met prejudiciële vragen van de rechtbank Amsterdam

Specifiek beleidsterrein: EZ en JenV