C-470/13 Generali-Providencia Biztosító

Contentverzamelaar

C-470/13 Generali-Providencia Biztosító

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   17 oktober 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   3 november 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   3 december 2013
Trefwoorden: overheidsopdrachten

Onderwerp
Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten

Verzoekster is actief in de verzekeringssector. De HON NMa (GVH) legt haar in 2005 een boete op wegens verticale overeenkomsten met autodealers. Verzoekster gaat in beroep tegen dat besluit. Er loopt nog een cassatiezaak, zie ook de vragen die in die procedure aan het HvJEU zijn voorgelegd (C-32/11, arrest is in maart gewezen).
Deze zaak gaat om de uitsluiting van verzoekster uit een aanbestedingsprocedure voor verzekeringsdiensten wegens een wettelijke uitsluitingsgrond (inbreuk binnen vijf jaar vóór bekendmaking van de opdracht en in het ongelijk gesteld in de administratieve procedure).
Verzoekster maakt in bezwaar tegen de uitsluiting bij de Arbitragecommissie van de Raad voor overheidsopdrachten. Deze commissie wijst erop dat de litigieuze uitsluitingsgrond kan worden gelijkgesteld met die van RL 2004/18/EG en dat toepassing van deze facultatieve uitsluitingsgrond gerechtvaardigd was door de inbreuk die verzoekster gepleegd heeft. Verzoekster meent echter dat de betreffende HON regelgeving in strijd is met RL 2004/18.

De verwijzende HON rechter besluit vragen te stellen aan het HvJEU:
1) Kunnen de lidstaten bepalen dat een marktdeelnemer van deelneming aan een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht wordt uitgesloten op andere gronden dan die opgesomd in artikel 45 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – in het bijzonder op gronden die gerechtvaardigd worden geacht om redenen van bescherming van het algemeen belang, de rechtmatige belangen van de aanbestedende dienst of de eerlijke concurrentie en behoud van een eerlijke concurrentie – en zo ja, is een dergelijke uitsluiting van een marktdeelnemer die in de laatste vijf jaar in zijn economische of beroepsactiviteit een inbreuk heeft gepleegd, die is vastgesteld bij in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak, verenigbaar met punt 2 van de considerans van die richtlijn en de artikelen 18 VWEU, 34 VWEU, 49 VWEU en 56 VWEU?
2) Indien het Hof de eerste vraag ontkennend beantwoordt, moet artikel 45, lid 2, eerste alinea, van richtlijn 2004/18, in het bijzonder sub c en d, van die bepaling, dan aldus worden uitgelegd dat van de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht elke marktdeelnemer moet worden uitgesloten die een inbreuk heeft gepleegd die is vastgesteld door de administratieve of rechterlijke instantie in een mededingingsprocedure die is ingeleid in verband met zijn economische of beroepsactiviteit, en waarbij aan de marktdeelnemer wegens die inbreuk rechtsgevolgen inzake mededinging zijn opgelegd?

Specifiek beleidsterrein:
EZ