C-472/13 Shepherd

Contentverzamelaar

C-472/13 Shepherd

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   17 oktober 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   3 november 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   3 december 2013
Trefwoorden: asiel; Vluchtelingenverdrag Genève;

Onderwerp
Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (Pb L 304, blz. 12)

Andre Lawrence Shepherd is Amerikaans staatsburger. Hij is sinds 2005 (weer) gelegerd in DUI en vraagt daar in 2008 asiel aan omdat hij op gewetensgronden zijn (Amerikaanse) militaire dienst niet langer wil vervullen. Hij zou uitgezonden worden naar Irak maar acht die ‘oorlog’ in strijd met het VN-Handvest en wil niet het gevaar lopen betrokken te raken bij oorlogsmisdrijven. Maar een weigering om te gaan betekent een militaire strafzaak. Hij doet dan ook een beroep op de ‘vrees voor vervolging’ in het Geneefs Vluchtelingenverdrag jo. RL 2004/83. In de motivering wordt beschreven hoe verzoeker tot zijn twijfel aan de rechtmatigheid van de oorlog in Irak is gekomen. De reden dat hij geen dienst heeft geweigerd is dat hij niet álle geweld afwijst. Desertie zou, gezien het feit dat dit in de VS als ernstig misdrijf bestempeld wordt, hem voor het leven tekenen.
Zijn verzoek wordt afgewezen omdat er geen grondrecht op dienstweigering wegens gewetensbezwaren bestaat. Bovendien zou verzoeker de mogelijkheid het leger op legale wijze te verlaten niet hebben benut. Ook RL 2004/83/EG biedt geen oplossing: voorwaarde daarvoor is dat er objectief gezien sprake is van een daad die in strijd is met het volkenrecht, zoals een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid. Daarvan is in het (individuele) geval van Shepherd geen sprake en gezien zijn functie in het leger (helikoptertechnicus) ook niet voor de hand liggend.

Verzoeker is tegen de weigering in beroep gegaan bij de verwijzende DUI rechter (BEI bestuursrechtbank) omdat hij van mening is dat de Rb te veel nadruk heeft gelegd op het begrip ‘daad van vervolging’ en te weinig aandacht heeft voor het begrip ‘grond van vervolging’. Het zou voldoende moeten zijn dat de gewetensbezwaarde kan aantonen dat in het betreffende conflict onrechtmatige oorlogshandelingen zouden kunnen voorkomen.
De verwijzende rechter zal allereerst de vraag moeten beantwoorden tot welke kring van personen verzoeker, mede gezien zijn functie, behoort. Hij heeft dan ook nadere uitleg nodig van artikel 9 van de kwalificatierichtlijn, en stelt het HvJEU daartoe de volgende vragen:
1) Moet artikel 9, lid 2, sub e, van richtlijn 2004/83/EG aldus worden uitgelegd dat voor de daarin bedoelde bescherming enkel personen in aanmerking komen wier concrete militaire taken de rechtstreekse deelneming aan gevechtshandelingen, dus gewapend optreden, omvat dan wel die het bevel tot gewapend optreden kunnen geven (alternatief 1), of kan die bescherming zich ook uitstrekken tot andere leden van de strijdkrachten, wier taken beperkt blijven tot de logistieke en technische ondersteuning van de troepen buiten de eigenlijke gevechtsactie en slechts indirect van invloed zijn op de eigenlijke gevechtshandelingen (alternatief 2)?
2) Indien de eerste vraag in de zin van het tweede alternatief wordt beantwoord:
Moet artikel 9, lid 2, sub e, van richtlijn 2004/83/EG aldus worden uitgelegd dat het vervullen van militaire dienst tijdens een (internationaal of nationaal) conflict in overwegende mate of stelselmatig misdrijven of handelingen in de zin van artikel 12, lid 2, van deze richtlijn dan wel het aanzetten daartoe zou moeten inhouden (alternatief 1), of volstaat het dat de asielzoeker aantoont dat de strijdkrachten waartoe hij behoort, zich in het gebied waar zij zijn ingezet incidenteel schuldig hebben gemaakt aan misdrijven in de zin van artikel 12, lid 2, sub a, van richtlijn 2004/83/EG, waarbij het zowel om specifieke militaire acties als om excessen van individuele personen kan gaan (alternatief 2)?
3) Indien de tweede vraag in de zin van het tweede alternatief wordt beantwoord:
Wordt vluchtelingenbescherming enkel verleend indien met een grote mate van waarschijnlijkheid en dus buiten redelijke twijfel valt te verwachten dat ook in de toekomst schendingen van het internationaal humanitair recht zullen plaatsvinden, of volstaat het dat de asielzoeker aannemelijk weet te maken dat het concrete conflict (onvermijdelijk of waarschijnlijk) met dergelijke misdrijven gepaard zal gaan en dat daarom niet valt uit te sluiten dat hij daarbij betrokken zou kunnen raken?
4) Sluit het feit dat schendingen van het internationaal humanitair recht door de militaire rechter niet worden getolereerd dan wel worden bestraft, het verlenen van vluchtelingenbescherming overeenkomstig artikel 9, lid 2, sub e, van richtlijn 2004/83/EG uit, of speelt deze omstandigheid geen rol?
Dient er zelfs een vervolging voor het Internationaal Strafhof te hebben plaatsgevonden?
5) Staat het feit dat de troepeninzet en de bezettingssituatie de instemming van de internationale gemeenschap hebben of op een mandaat van de VN-Veiligheidsraad berusten, aan toekenning van de vluchtelingenstatus in de weg?
6) Is het een voorwaarde voor het verlenen van vluchtelingenbescherming overeenkomstig artikel 9, lid 2, sub e, van richtlijn 2004/83/EG dat de asielzoeker bij het vervullen van zijn dienstplicht conform het Statuut inzake het Internationaal Strafhof zou kunnen worden veroordeeld (alternatief 1), of wordt vluchtelingenbescherming reeds verleend als de asielzoeker weliswaar geen strafrechtelijke veroordeling heeft te vrezen, maar desondanks de vervulling van zijn militaire dienst niet met zijn geweten in overeenstemming kan brengen (alternatief 2)?
7) Indien de zesde vraag in de zin van het tweede alternatief wordt beantwoord:
Sluit het feit dat de asielzoeker de mogelijkheid om een reguliere dienstweigeringsprocedure te volgen, niet heeft benut, hoewel hij daartoe de gelegenheid heeft gehad, de toekenning van de vluchtelingenstatus overeenkomstig bovengenoemde bepalingen uit, of kan vluchtelingenbescherming ook worden verleend als er sprake is van een actuele gewetensbeslissing?
8) Vormen een oneervol ontslag uit het leger, de oplegging van een vrijheidsstraf en een daaraan gerelateerde maatschappelijke uitsluiting en achterstelling een daad van vervolging in de zin van artikel 9, lid 2, sub b of sub c, van richtlijn 2004/83/EG?

Specifiek beleidsterrein: VenJ
Mede DEF

Gerelateerde documenten