C-474/24 NADA Austria e.a.
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 5 september 2024 Schriftelijke opmerkingen: 22 oktober 2024
Trefwoorden: persoonsgegevens, doping
Onderwerp: - Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens: artikel 2, artikel 4, punt 15, artikelen 5, 6, 9, 10 en 17; - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 16 en 165.
Feiten: De ÖADR is een onafhankelijke commissie voor dopingbestrijding. Zij voert tuchtprocedures voor de bevoegde federale sportfederaties in overeenstemming met de toepasselijke antidopingregels van de betrokken internationale sportfederatie. Verzoekende partijen zijn sporters die allemaal overeenkomstig een beslissing van de ÖADR of de ‘USK’ (waar herziening plaatsvindt van de beslissingen van de ÖADR), voor een bepaalde periode of levenslang zijn geschorst. De NADA (de Nationale Anti Doping Agentur Austria), publiceert een lijst op hun website met schorsingen en uitsluitingen van sporters. Deze lijst bevat de informatie van de sporters die geschorst zijn, waarbij de voor- en achternaam bekend wordt gemaakt, de beoefende sport, de gepleegde schending van de antidopingregels en de inhoud en duur van de sanctie. ÖADR publiceert een vergelijkbare lijst. Verzoekende partijen hebben ÖADR en NADA verzocht om hun namen en hun tak van sport te verwijderen van de websites. De verzoeken zijn afgewezen.
Overweging: De verzoekende partijen stellen dat verschillende bepalingen van de AVG zijn geschonden. De verwijzende rechter twijfelt of de verwerking van persoonsgegevens in dit kader onder artikel 16, lid 2, eerste volzin, VWEU valt en derhalve gelet op artikel 2, lid 2, onder a) AVG binnen het materiaal toepassingsgebied van de AVG valt. Als dit wel het geval is, twijfelt de verwijzende rechter nog of de situatie onder de uitzondering valt van de verplichting voor NADA en ÖADR om het publiek te informeren. Een uitzondering geldt onder andere voor de persoonsgegevens die zien op de gezondheidsgegevens van de betrokken personen, en het is de vraag of de informatie over het overtreden van dopingregels een ‘gegeven over gezondheid’ is in de zin van artikel 9 en artikel 4, punt 15 AVG. Tevens wordt er getwijfeld of de veroordeling onder het begrip ‘strafbare feiten’ in de zin van artikel 10 AVG valt. Tenslotte wordt er gevraagd naar een aangevoerde schending van artikel 17 AVG als de gegevens nog niet zijn verwerkt.
Prejudiciële vragen: 1. Vallen verwerkingen van gegevens van personen, waardoor hun naam, de beoefende sport, de gepleegde overtreding van antidopingregels, de sanctie alsmede de aanvang en het einde daarvan bekend worden gemaakt in de vorm van een vermelding in een tabel op het algemeen toegankelijke deel van de website op https://www.nada.at/de/recht/suspendierungen-sperren van Nationale Anti-Doping Agentur Austria GmbH (NADA Austria), alsmede in algemeen toegankelijke persmededelingen van de Österreichische Anti-Doping Rechtskommission (ÖADR) op https://www.oeadr.at, binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie in de zin van artikel 16, lid 2, eerste volzin, VWEU, zodat verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming; hierna: ,,AVG”) op een dergelijke verwerking van persoonsgegevens toepasselijk is? Indien de eerste prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord:
2. Is de informatie dat een bepaalde persoon een bepaalde overtreding van de antidopingregels heeft begaan en wegens deze overtreding is uitgesloten van deelname aan (nationale en internationale) wedstrijden een „gegeven over gezondheid” in de zin van artikel 9 AVG?
3. Staat de AVG – met name gelet op artikel 6, lid 3, tweede alinea, ervan – in de weg aan een nationale regeling die voorziet in de bekendmaking van de naam van de door de beslissing van de ÖADR of de onafhankelijke arbitragecommissie geraakte personen, de duur van de schorsing en de redenen daarvoor, zonder dat daaruit gezondheidsgegevens van de betrokkene kunnen worden afgeleid? Speelt daarbij een rol dat bekendmaking van deze informatie aan het grote publiek volgens de nationale regeling alleen achterwege kan blijven wanneer het bij de betrokkenen gaat om een recreatieve sporter, een minderjarige of een persoon die door informatie of andere aanwijzingen te verstrekken in belangrijke mate tot de opsporing van mogelijke overtredingen van de antidopingregels heeft bijgedragen?
4. Vereist de AVG – met name gelet op de beginselen van artikel 5, lid 1, onder a) en onder c), AVG – dat vóór de bekendmaking in elk geval een afweging wordt gemaakt tussen de persoonlijke belangen van de betrokkenen die door een bekendmaking worden geraakt enerzijds en het belang van het grote publiek bij de informatie betreffende de door een sporter gepleegde overtreding van de antidopingregels anderzijds?
5. Vormt de informatie dat een bepaalde persoon een bepaalde overtreding van de antidopingregels heeft begaan en op grond daarvan is uitgesloten van deelname aan (nationale en internationale) wedstrijden, een verwerking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten in de zin van artikel 10 AVG?
6. Indien de vijfde prejudiciële vraag bevestigend wordt beantwoord: Moeten de activiteiten respectievelijk besluiten van de overheid waaraan overeenkomstig artikel 10 AVG het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten of daarmee verband houdende veiligheidsmaatregelen is opgedragen, door een rechter kunnen worden getoetst?
7. Is een klacht overeenkomstig artikel 77 AVG betreffende een aangevoerde inbreuk in het licht van artikel 17 AVG, waarbij er op het tijdstip van de indiening van de klacht bij de toezichthoudende autoriteit en van het besluit door de toezichthoudende autoriteit nog geen sprake was van verwerking van persoonsgegevens van de betrokkene maar de verwerking in de loop van de procedure voor de rechter in tweede aanleg heeft plaatsgevonden, ontvankelijk respectievelijk wordt deze nadien ontvankelijk wanneer er reeds bij de indiening van de klacht concrete aanwijzingen bestaan dat een verwerking van persoonsgegevens door de verwerkingsverantwoordelijke op handen is dan wel in de nabije toekomst zal plaatsvinden?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C 101/01; C 439/19 Latvijas Republikas Saeimal; C-537/16 Garlsson Real Estate e.a.
Specifiek beleidsterrein: JenV; VWS