C-475/22 Maxi Mobility

Contentverzamelaar

C-475/22 Maxi Mobility

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     29 september 2022
Schriftelijke opmerkingen:                     15 november 2022

Trefwoorden: vergunningen, voertuigen met chauffeur, vrijheid van vestiging, evenredigheidsbeginsel

Onderwerp:

•            Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt

•            Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt

•            Mededeling van de Commissie betreffende goed werkend en duurzaam lokaal personenvervoer op aanvraag (taxi’s en particuliere huurauto’s met chauffeur) 2022/C-62/01

Feiten:

Taxi’s en voertuigen waarmee een verhuurservice met chauffeur wordt aangeboden concurreren in het stedelijke passagiersvervoer. De taxidienst wordt opgevat als een vorm van stedelijk vervoer per personenauto in het algemeen belang en waarvoor het verantwoordelijke bestuursorgaan bepaalde niveaus van kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid tracht te waarborgen. Bijgevolg wordt deze dienst onderworpen aan een strenge administratieve regulering ter waarborging van deze kenmerken, onder meer door het aantal vergunningen te beperken en gereguleerde tarieven vast te stellen. Ook voor het verlenen van een verhuurservice met chauffeur is het aantal vergunningen beperkt, met name doordat een verhouding tussen vergunningen voor huurauto’s met chauffeur en taxivergunningen van 1:30 wordt gehanteerd. Verzoekster, Maxi Mobility Spain, S. L. U. is een onderneming die een verhuurservice met chauffeur aanbiedt. Zij heeft bij de kamer voor bestuursrechtspraak van de hoogste rechterlijk instantie van de autonome regio Madrid beroep ingesteld tegen het besluit van de vice-ministerie van vervoer, huisvesting en infrastructuur, waarbij het door haar aangetekende bezwaar tegen het besluit van de Director General de Transportes van 25-04-2018 is verworpen. Bij laatstgenoemd besluit is de aanvraag van verzoekster om 1 000 vergunningen voor het verhuren van voertuigen met chauffeur afgewezen. Het beroep is verworpen, waarna verzoekster cassatieberoep heeft ingesteld bij de verwijzende rechter. Verzoekster betoogt dat de uitspraak waartegen cassatieberoep is ingesteld de vrijheid van vestiging en het verbod van staatssteun schendt en in strijd is met de artikelen 49 VWEU, 102 VWEU en 107 VWEU, doordat is geoordeeld dat de weigering om de gevraagde vergunningen voor huurauto’s met chauffeur te verlenen op grond van artikel 48 LOTT, in de ten tijde van de aanvraag geldende versie, wegens overschrijding van de verhouding tussen vergunningen voor huurauto’s met chauffeur en taxivergunningen van 1:30 in overeenstemming is met het recht.

Overweging:

Voor een beter begrip van het gerezen rechtsgeschil herinnert de verwijzende rechter aan de ontwikkeling van de regeling inzake de beperkingen op een verhuurservice met chauffeur en aan de rechtspraak ter zake. De verwijzende rechter is van mening dat de beperkingen die door de nationale regeling inzake een verhuurservice met chauffeur worden opgelegd, en met name de gehanteerde verhouding tussen vergunningen voor huurauto’s met chauffeur en taxivergunningen van 1:30, twijfels doen rijzen over de verenigbaarheid van deze regeling met de vrijheid van vestiging (artikel 49 VWEU) en met het verbod van staatssteun (artikel 107 VWEU). Gelet op de Europese dimensie van het geschil tussen taxi’s en andere voertuigdiensten met chauffeur, acht de verwijzende rechter het passend om in het licht van het verzoek van verzoekster alle twijfels weg te nemen die in verband met staatssteun zijn gerezen. Hij acht het derhalve opportuun de vraag aan de orde te stellen of een beperking van het aantal vergunningen voor huurauto’s met chauffeur dat kan worden verleend in verhouding tot het aantal verleende taxivergunningen, verenigbaar is met het verbod van staatssteun van artikel 107 VWEU, aangezien de taxidienst een stedelijk vervoersmodel is dat door de nationale wetgever van algemeen belang wordt geacht en dat sterk gereglementeerd is, met inbegrip van de goedkeuring van de tarieven door de bevoegde lokale autoriteit.

Prejudiciële vragen:

1) Is het verenigbaar met de vrijheid van vestiging om met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel beperkingen op te leggen aan andere modellen van stadsvervoer met voertuigen met chauffeur, zoals huurauto’s met chauffeur, teneinde de verenigbaarheid en de complementariteit hiervan met het taxivervoer te waarborgen?

2) Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, is dan verenigbaar met de vrijheid van vestiging een beperkende maatregel waarbij een maximumverhouding wordt vastgesteld tussen vergunningen voor andere modellen van stadsvervoer met voertuigen met chauffeur, zoals huurauto’s met chauffeur, en taxivergunningen, zoals de verhouding van 1:30 die naar Spaans recht wordt gehanteerd met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel door het bevoegde bestuursorgaan?

3) Is de in de vorige vraag genoemde maatregel om het aantal vergunningen voor huurauto’s met chauffeur te begrenzen tot de verhouding 1:30 verenigbaar met het verbod op staatssteun van  artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Asociación Profesional Elite Taxi (C-434/15), Eventech (C-518/13)

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten