C-476/18 PannonHitel

Contentverzamelaar

C-476/18 PannonHitel

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    10 september 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    27 oktober 2018

Trefwoorden: compensatie luchtpassagiers;

Onderwerp:

-           Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en  de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: verordening);


Feiten:

Twee passagiers beschikten over een vliegticket voor een vlucht van Boedapest naar Larnaca. Op de instapkaart van de passagiers was als vertrektijd 14:30 UTC op 06.09.2016 vermeld. Verzoekster (PannonHitel) heeft op 05.09.2016 om 18:01u en vervolgens op 06.09.016 om 10:12u een sms-bericht gezonden naar het bij de boeking opgegeven telefoonnummer inhoudende dat de vertrektijd van de vlucht eerst naar 18:20 UTC en vervolgens naar 19:20 UTC was gewijzigd. Uiteindelijk is het vliegtuig om 19:35 UTC vertrokken en om 22:26 op de bestemming aangekomen. De passagiers hebben hun vordering tot compensatie aan verzoekster overgedragen. Verzoekster stelt dat de vlucht ten opzichte van de geplande vertrektijd meer dan drie uur vertraagd was en dat de passagiers daarom overeenkomstig artikel 7(1)b) van de verordening recht hebben op compensatie. Verweerster informeerde de passagiers pas de dag vóór de vertrekdatum over de gewijzigde vertrektijd, dit is te laat (artikel 5(1)c) van de verordening). De huidige tekst van de verordening regelt de wijziging van de vluchttijden niet uitdrukkelijk, maar er is momenteel wetgeving in de maak (2013/0072/COD) die regelt dat wijziging van de vluchttijden als langdurige vertraging wordt aangemerkt. Verweerster stelt dat zij de vluchttijden in overeenstemming met de bepalingen van de overeenkomst gewijzigd heeft. De passagiers hebben gebruik gemaakt van de gewijzigde vlucht waardoor de overeenkomst conform de algemene vervoersvoorwaarden is gewijzigd. Daarom bedroeg de vertraging bij aankomst slechts 1 uur en 16 minuten waardoor de passagiers geen hebben recht op compensatie. De huidige tekst van de verordening regelt het geval van wijziging van de vluchttijden niet, zodat de luchtvaartmaatschappij te allen tijde tot een dergelijke wijziging kan overgaan.


Overweging:

Het Hof heeft nog geen uitspraak gedaan over de vraag of en welke rechten passagiers hebben van vluchten waarvan de tijden zijn gewijzigd, en evenmin over de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen kunnen worden vrijgesteld van hun eventuele verplichting tot compensatie. Er zijn argumenten voor zowel ruime als voor een restrictieve uitlegging van de verordening. Het antwoord op de prejudiciële vragen beïnvloedt de beslissing van de verwijzende rechter in de zaak, aangezien verweerster, uitgaande van de huidige tekst van de verordening, geen compensatie dient te betalen.


Prejudiciële vragen:

1. Dienen de artikelen 5 tot en met 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en  de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot

intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: „verordening”) aldus te worden uitgelegd dat passagiers van vluchten waarvan de tijden zijn gewijzigd, voor de toepassing van het recht op compensatie kunnen worden gelijkgesteld met passagiers van geannuleerde vluchten en aldus aanspraak kunnen maken op de in artikel 7 van deze verordening bedoelde compensatie, wanneer de luchtvaartmaatschappij de passagiers de dag voor de geplande vertrekdatum informeert over de wijziging van de vluchttijden en de passagiers als gevolg van die wijziging minstens drie uur tijd verliezen ten opzichte van de aanvankelijk geplande aankomsttijd, met andere woorden minstens drie uur later dan het door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk aangegeven tijdstip op hun eindbestemming aankomen?

2. Dienen de artikelen 5 tot en met 7 van de verordening aldus te worden uitgelegd dat passagiers van vluchten waarvan de tijden zijn gewijzigd, voor de toepassing van het recht op compensatie kunnen worden gelijkgesteld met passagiers van vertraagde vluchten en aldus aanspraak kunnen maken op de in artikel 7 van de verordening bedoelde compensatie, wanneer zij als gevolg van die wijziging minstens drie uur tijd verliezen, met andere woorden minstens drie uur later dan het door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk aangegeven tijdstip op hun eindbestemming aankomen?


Aangehaalde (recente) jurisprudentie: gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07; gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10; Swedish Match C-210/03; IATA en ELFAA C-344/04; Rehder C-204/08.

Specifiek beleidsterrein: IenW; EZK
 

Gerelateerde documenten