C-477/17

Contentverzamelaar

C-477/17

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:    04 oktober 2017
Schriftelijke opmerkingen:                    20 november 2017

Trefwoorden: sociale verzekering; derdelanders; A1-beleid

Onderwerp:

-           Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 34);
-           VWEU (artikel 79);
-           Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
-           Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels;
-           Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen.

Feiten:

Verzoekers zijn: Balandin (onderdaan Russische Federatie), Lukachencko (onderdaan Oekraïne) en Holiday on Ice Services B.V. (hierna: HOI). HOI organiseert in de wintermaanden in verschillende landen, onder andere lidstaten van de Unie, ijsshows. HOI maakt daarbij gebruik van medewerkers met verschillende nationaliteiten, onder wie onderdanen van landen die niet behoren tot de Europese Unie (derdelanders). Sinds een groot aantal jaren heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: Svb) ten behoeve van deze derdelanders zogenaamde A1-verklaringen, laatstelijk op grond van artikel 19(2) van verordening 987/2009, afgegeven. Met deze verklaringen werd vastgesteld dat op hen de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing was. Met ingang van het seizoen 2015/2016 heeft de Svb geweigerd A1-verklaringen af te geven voor de derdelanders werkzaam bij HOI. Volgens de Svb was de afgifte over de jaren daarvoor ten onrechte geweest en heeft de Svb vanaf genoemd jaar besloten zijn beleid ter zake ook op de aanvragen van HOI toe te passen. Uiteindelijk heeft de Svb alsnog A1-verklaringen afgegeven tot 01.05.2016. Het seizoen eindigde echter pas op 22.05.2016, zodat over deze laatste weken nog een geschil bestaat. Tot deze oplossing is besloten om nog een geschil te laten bestaan dat aan de rechter kon worden voorgelegd.

De Svb is van mening dat voor derdelanders in beginsel geen A1-verklaring afgegeven kan worden op basis van artikel 19(2) van verordening 987/2009. Volgens de Svb volgt uit het arrest Chuck dat op personen die niet woonachtig zijn in een lidstaat, titel II van de verordening niet van toepassing kan zijn. Verordening 883/2004 ziet niet op de coördinatie tussen de Unie en een derde land. Verordening 1231/2010 breidt de werking van verordeningen 883/2004 en 987/2009 uit tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen. In de verschillende taalversies van deze verordening is niet geheel duidelijk wat verstaan moet worden onder 'verblijf' zoals in de Nederlandse versie genoemd wordt in artikel 1 van Verordening 1231/2010. De Svb meent, in navolging van met name de Duitse versie, dat sprake moet zijn van 'wonen'. Verzoekers stellen dat in artikel 1 van Verordening 1231/2010 wordt gesproken over 'verblijven'. Daarvan is hier sprake. In de verschillende taalversies van dit artikel worden verschillende woorden gebruikt voor dit 'verblijven'. Waarom de Duitse versie zou prevaleren is onduidelijk, nog daargelaten de vraag of uit de Duitse versie volgt dat gesproken moet worden van 'wonen'.

Overweging:

Het geschil spitst zich toe op de vraag of in de situatie waarin Balandin en Lukachenko verkeerden, artikel 1 van Vo 1231/2010 van toepassing is. Zij woonden niet in Nederland of een andere lidstaat, maar verbleven tijdelijk binnen de EU, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder k, van Vo 883/2004. Gezien de verschillende taalversies van artikel 1 van Vo 1231/2010 is onduidelijk of alleen derdelanders die feitelijk wonen, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder j, van Vo 883/2004, zich op deze bepaling kunnen beroepen, of ook derdelanders in de positie van Balandin en Lukachenko. Het komt de Raad voor dat artikel 1 van Vo 1231/2010 uitgelegd moet worden in het licht van de doelstelling van deze verordening, mede in het licht van recente ontwikkelingen.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 1 van Vo 1231/2010 aldus worden uitgelegd dat werknemers met de nationaliteit van een derde land, die buiten de Unie wonen, maar tijdelijk in verschillende lidstaten werken in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever, zich kunnen beroepen op (titel II van) Vo 883/2004 en Vo 987/2009?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Chuck C-331/06

Specifiek beleidsterrein: SZW