C-478/19 en C-479/19 UBS Real Estate e.a.

Contentverzamelaar

C-478/19 en C-479/19 UBS Real Estate e.a.

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 29 augustus 2019
Schriftelijke opmerkingen: 15 oktober 2019

Trefwoorden : vrij verkeer; discriminatie; belastingen

Onderwerp :

- VWEU artikelen 18, 49, en 63;

- Overeenkomst (gesloten te Bonn op 18 oktober 1989 en ten uitvoer gelegd in Italië bij ratificatiewet nr. 459 van 24 november 1992) tussen de Italiaanse Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (hierna: overeenkomst);

 

Feiten:

Verzoekster is een beheervennootschap van een vastgoedfonds naar Duits recht. Zij heeft de Italiaanse belastingdienst verzocht om teruggave van de te veel betaalde register- en kadasterbelasting ten belope van €802.400,-. De belastingdienst heeft het verzoek stilzwijgend afgewezen waartegen verzoekster in beroep is gegaan. De belastingrechter in eerste aanleg heeft het beroep van verzoekster verworpen. De belastingrechter oordeelt dat volgens de Italiaanse wetgeving (d.l. 223/2006) de registerbelasting enkel wordt verlaagd in geval van gesloten vastgoedfondsen en niet ook ten gunste van open vastgoedfondsen (zoals het in Duitsland erkende fonds dat door verzoekster wordt beheerd). Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld en betoogt dat de twee fondsen ongelijk worden behandeld, maar de nationale regeling die in strijd is met het VWEU en artikel 25 van de Overeenkomst, onterecht niet buiten toepassing werd gelaten. Ook is de behandeling van de zaak niet geschorst om de vraag aan het Hof voor te leggen. De belastingdienst onderstreept dat de twee soorten fonds verschillen en dat gelet op deze uiteenlopende kenmerken geen sprake is van schending van het VWEU noch van de Overeenkomst. De belastingrechter in tweede aanleg heeft het hoger beroep van verzoekster afgewezen. Tegen dit vonnis voert verzoekster in cassatie zeven middelen aan. De belastingdienst heeft verweer gevoerd.

 

Overweging:

Staat het communautaire recht in de weg aan de toepassing van een bepaling van nationaal recht voor zover daarin de verlaging van de register- en kadasterbelasting enkel is voorbehouden aan gesloten vastgoedfondsen? De verwijzende rechter merkt op dat er tot nog toe geen rechtspraak is over de onderhavige problematiek en dat deze uitleggingslacune een prejudiciële verwijzing noodzakelijk maakt.

 

Prejudiciële vraag:

Staat het communautaire recht – en met name de bepalingen van het Verdrag op het gebied van de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van kapitaal, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie – in de weg aan de toepassing van een bepaling van nationaal recht als artikel 35, lid 10 ter, van decreto leggen. 223/2006, voor zover daarin de verlaging van de register- en kadasterbelasting enkel is voorbehouden aan gesloten vastgoedfondsen?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Duitsland C-591/13; Commissie/Denemarken C-261/11; Aberdeen Property Fininvest Alpha C-303/07; Aberdeen Property Fininvest Alpha C-303/07; C-10/14, C-14/14 en C-17/14; C-370/05; A C-101/05; Haribo C-436/08 en C-437/08; Santander Asset Management SGIIC e.a. C-338/11–C-347/11; C-326/12; Q C-133/13; C-256/06; C-510/08.

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal; EZK

ART 15-08-2019