C-479/14 Hünnebeck

Contentverzamelaar

C-479/14 Hünnebeck

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

 

Termijnen: Motivering departement:   11 december 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   27 december 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   27 januari 2015
Trefwoorden: belasting (schenkingsrecht); vrij kapitaalverkeer

Onderwerp
VWEU artikel 63 en 65 (vrij kapitaalverkeer en de gerechtvaardigde beperkingen)
 

Verzoekster Sabine Hünnebeck en haar twee minderjarige dochters bezitten de DUI nationaliteit, maar wonen al sinds 1996 in het VK. Verzoekster is mede-eigenares van een stuk grond in Düsseldorf. Sinds september 2011 heeft zij haar aandeel bij notariële akte aan haar dochters overgedragen, waarbij overeengekomen dat zij de eventuele schenkingsrechten zou dragen. Het belastingkantoor Krefeld (verweerder) legt in mei 2012 beide dochters een aanslag schenkingsrechten op van € 146.509. Op dit bedrag was al een korting (belastingvrije som) toegepast voor beperkt belastingplichtigen. Verzoekster maakt bezwaar omdat zij meent (op grond van HvJEU-rechtspraak) recht te hebben op de belastingvrije som voor onbeperkt belastingplichtigen. In de DUI regelgeving (Erbschaftsteuer- und Schenkungsteuergesetz) is bepaald dat de onbeperkte belastingplicht (alleen) geldt voor Duitse staatsburgers die niet meer dan vijf jaar ononderbroken in het buitenland hebben verbleven zonder een woonplaats in Duitsland te hebben gehad.

De verwijzende DUI rechter (Finanzgericht Düsseldorf) vraagt zich af of de DUI regeling verenigbaar is met EU-recht. Deze regeling is aangepast naar aanleiding van het arrest C-510/08 Mattner waarin het HvJEU oordeelt dat artikel 56 EG juncto artikel 58 EG aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een regeling van een lidstaat die voor de berekening van de schenkingsbelasting bepaalt dat de op de belastbare grondslag in mindering te brengen belastingvrije som bij schenking van een perceel dat is gelegen op het grondgebied van deze staat, lager is wanneer de schenker en de begiftigde op de datum van de schenking in een andere lidstaat woonden dan die welke zou zijn toegepast wanneer ten minste één van hen op diezelfde datum in eerstbedoelde lidstaat had gewoond.
Het bieden van een keuzemogelijkheid leidt niet altijd tot verenigbaarheid. In onderhavige regeling heeft niet-kiezen tot gevolg dat de (onverenigbare) regeling automatisch wordt toegepast. De keuzemogelijkheid is bovendien beperkt tot het grondgebied van een EU- of EER-lidstaat. In het arrest Welte (C-181/12) heeft het HvJEU bepaald dat de aanvraag ook vanuit ‘derde landen’ kan worden gedaan.
Hij legt het HvJEU de volgende vraag voor:
“Moet artikel 63, lid 1, VWEU juncto artikel 65 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich ook dan verzet tegen een regeling van een lidstaat volgens welke voor de berekening van de schenkingsrechten de op de belastbare grondslag in mindering te brengen belastingvrije som bij een schenking van een perceel grond dat op het grondgebied van die lidstaat is gelegen, lager is indien de schenker en de begiftigde op de datum van de schenking hun woonplaats in een andere lidstaat hadden, dan de belastingvrije som die zou zijn toegekend indien ten minste één van hen op die datum zijn woonplaats in eerstbedoelde lidstaat zou hebben gehad, wanneer volgens een andere regeling van de lidstaat op verzoek van de begiftigde de hogere belastingvrije som wordt toegepast mits alle door de schenker gedurende tien jaar vóór en tien jaar na de schenking gedane schenkingen worden meegeteld?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-446/04 Test claimants; C-510/08 Mattner; C-168/11 Beker; C-181/12 Welte.
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten