C-48/19 X

Contentverzamelaar

C-48/19 X

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

 

Termijnen: Motivering departement: 19 maart 2019
Schriftelijke opmerkingen: 5 mei 2019

Trefwoorden : omzetbelasting; medische diensten; beroepskwalificaties

Onderwerp :

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde;

 

Feiten:

Verzoekster (een BV naar Duits recht) exploiteerde in februari 2014 in opdracht van wettelijke ziekenfondsen een zogenoemde gezondheidstelefoon waarbij aan verzekerden medisch advies werd gegeven, en voerde patiëntenbegeleidingsprogramma’s uit voor chronisch of langdurig zieke patiënten. De telefonische adviesdiensten werden verricht door verpleegkundigen en medisch personeel die grotendeels ook waren opgeleid tot gezondheidscoach. In meer dan een derde van de gevallen werd bovendien een arts ingeschakeld. Voor zover gevraagd werd om medisch advies, werd de medische conclusie bepaald met behulp van software, daarna werd de beller geadviseerd over zijn opgegeven therapeutische zorgsituatie. Hierbij werden diagnosen en mogelijke therapieën uitgelegd en tips gegeven over gedrags- en behandelingsaanpassingen. Het doel van de begeleidingsprogramma’s was om de kosten bij verzekerden met chronische of psychische klachten beter te beheren en in het bijzonder het aantal nieuwe stationaire opnames van de deelnemers duidelijk te verminderen. Verzoekster heeft deze handelingen in het kader van de gezondheidstelefoon en de patiëntenbegeleidingsprogramma’s aangemerkt als gezondheidskundige verzorging van de mens en deze voor de litigieuze periode aangegeven als belastingvrije handelingen. Verweerder, de Duitse belastingdienst beoordeelde de betrokken handelingen als belastingplichtig en stelde de vooruitbetaling van omzetbelasting voor februari 2014 afwijkend van de aangifte vast. Het Finanzgericht wees het verzoek af. Volgens de rechter zijn de telefonische adviesdiensten van verzoekster niet als medische verzorging vrijgesteld van omzetbelasting. Volgens de rechter worden door verzoekster geen diagnosen op afstand gesteld, maar wordt slechts verdere informatie verstrekt over een ziekte of worden inlichtingen gegeven over diagnosen. Ook bij de adviesdiensten binnen het patiëntenbegeleidingsprogramma ontbreekt het vereiste therapeutische doel. De diensten zijn noch door een arts voorgeschreven noch uitgevoerd in het kader van een individuele preventie-of revalidatiemaatregel.

 

Overweging:

Het Hof wordt verzocht de vraag te beantwoorden of zijn rechtspraak juist wordt uitgelegd, wanneer telefonische adviesdiensten met medische inhoud onafhankelijk van een concrete medische behandeling respectievelijk mogelijk voorafgaand aan een dergelijke behandeling als (nog) niet binnen de werkingssfeer van richtlijn 2006/112/EG vallend worden aangemerkt, of dat gekeken moet worden naar de bestaande rechtspraak inzake het verschil tussen de belastingvrije gezondheidskundige verzorging en een behandeling die slechts is gericht op het vervullen van algemene levensbehoeften. Anders zouden de telefonische informatiediensten die door de verzekerden niet worden gebruikt onder het gezichtspunt van vrije tijd- of wellnessdoeleinden, maar op grond van een concrete medische reden, niet mogen worden uitgesloten van de werkingssfeer van de belastingvrijstelling van richtlijn 2006/112/EG. Hierbij moet volgens de Senat in aanmerking worden genomen dat de betekenis van behandelingen zonder persoonlijk contact (bijvoorbeeld per internet) in de toekomst zal toenemen vanwege technische ontwikkelingen en het deels bestaande gebrek aan artsen. Verder rijst de vraag of op grond van het gebruikte medium een aanvullende kwalificatie van de zorgverleners moet worden verlangd. In Duitsland bestaan geen regelingen over de vakinhoudelijke vereisten die gelden voor het verrichten van medische adviesdiensten via de telefoon. Het is de vraag of de kwalificatiekenmerken van een medisch of paramedisch beroep die door de betrokken lidstaat zijn gedefinieerd voor traditionele gezondheidskundige verzorging ook gelden voor die gezondheidskundige verzorging die volledig zonder persoonlijk contact (bijvoorbeeld telefonisch of via internet) wordt aangeboden, of dat – bijvoorbeeld voor diensten op het gebied van de telegeneeskunde – in dit verband behoefte bestaat aan aanvullende vereisten.

 

Prejudiciële vragen:

1. Is er sprake van een werkzaamheid die valt binnen de werkingssfeer van artikel 132, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, als een belastingplichtige in opdracht van ziekenfondsen verzekerden telefonisch adviseert over verschillende onderwerpen op het gebied van gezondheid en ziekte, zoals in het hoofdgeding aan de orde?

2. Is het onder de omstandigheden van het hoofdgeding met betrekking tot de in vraag 1 genoemde diensten alsmede voor handelingen in het kader van „patiëntenbegeleidingsprogramma’s” voor het vereiste bewijs van een beroepskwalificatie voldoende dat de telefonische

adviesgesprekken worden gevoerd door „gezondheidscoaches (medisch personeel, verpleegkundigen) waarbij in circa een derde van de gevallen een arts wordt ingeschakeld?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:, C-212/01;, C-307/01; L.u.P., C-106/05; CopyGene, C-262/08; Klinikum Dortmund, 2014, C-366/12; Commissie/Frankrijk, C-76/99; Verigen Transplantation Service International, C-156/09; PFC Clinic, C-91/12;, C-443/04 en C-444/04;

Specifiek beleidsterrein: FIN-fisc; ​​​​​​​

 

Gerelateerde documenten