C-480/16 Fidelity Funds

Contentverzamelaar

C-480/16 Fidelity Funds

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie.

Termijnen: Motivering departement:   05 december 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       21 december 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   21 januari 2017

Trefwoorden: dividend; belastingen; beleggingsinstellingen (ICBE’s);

Onderwerp: - VWEU artikel 56 (vrij verkeer diensten); artikel 63 (vrij kapitaalverkeer)

- richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s);

Verzoeksters zijn icbe’s in de zin van RL 85/611, gevestigd in LUX en VK, en in het bezit van een Europees paspoort. Zij hebben het recht om hun activiteiten en diensten in andere EULS aan te bieden, in overeenstemming met RL 85/611 en de fundamentele vrijheden (diensten en kapitaalverkeer). Hun winsten worden belast bij de beleggers conform de belastingwetgeving van het land van herkomst van de beleggers. Zij voeren in DEN geen actief marketingbeleid – ze beleggen wereldwijd zodat zij geen moeite hebben gedaan om zich aan te passen aan DEN fiscale regels om te worden aangemerkt als uitkerend beleggingsfonds. Er lopen nu tien zaken waarin verzoekende partijen vorderingen hebben ingesteld tot terugbetaling van bronbelasting die is ingehouden op dividenden die DEN vennootschappen in de periode 2000-2009 hebben uitgekeerd aan verzoekende partijen. De terugbetaling van bronbelasting wordt gevorderd omdat buiten DEN gevestigde icbe’s niet kunnen worden vrijgesteld van bronbelasting, in tegenstelling tot in DEN gevestigde icbe’s. Dit is het gevolg van een DEN regeling die vrijstelling afhankelijk maakt van twee voorwaarden: vestiging in DEN en berekening en rapportage volgens DEN regels. Verzoeksters stellen dat deze regels beperking van het vrij verkeer opleveren en verder gaan dan nodig om het doel te bereiken. Zij wijzen op het arrest in zaak C-338/11 enz (Santander), en met een schema onderbouwen zij hun betoog dat beleggers in niet in DEN gevestigde icbe’s stelselmatig meer belasting betalen. Verweerder (MinBelastingen) stelt dat de regels noodzakelijk zijn om te zorgen voor een rechtstreeks verband tussen de belastingvrijstelling voor het fonds en de heffing van belasting bij de leden ervan, alsook om een evenwichtige verdeling van belastingbevoegdheden tussen de EULS te garanderen.

De verwijzende DEN rechter (regionale Rb Oost-Denemarken) heeft voor beslechting van het onderhavige geding nadere uitleg nodig van het EUrecht, met name de vrij verkeer artikelen. Hij legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Is een fiscale regeling als die welke in de hoofdgedingen aan de orde is, op grond waarvan bronbelasting wordt ingehouden op dividenden die door Deense vennootschappen worden uitgekeerd aan buitenlandse instellingen voor collectieve belegging in effecten die onder richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) vallen, in strijd met artikel 63 VWEU (vroeger artikel 56 EG) inzake het vrije verkeer van kapitaal of met artikel 56 VWEU (vroeger artikel 49 EG) inzake het vrij verrichten van diensten, wanneer vergelijkbare Deense instellingen voor collectieve belegging in effecten een vrijstelling van bronbelasting kunnen verkrijgen, ofwel omdat zij feitelijk aan hun leden een minimumuitkering betalen waarop bronbelasting wordt ingehouden, ofwel omdat zij technisch gezien een minimumuitkering berekenen waarop ten laste van hun leden bronbelasting wordt ingehouden?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-303/07 Aberdeen Property Fininvest Alpha; C-338/11 – C-347/11 FIM Santander Top 25 Euro Fi e.a.

Specifiek beleidsterrein: FIN, EZ
 

Gerelateerde documenten