C-480-22 EVN Business Service e.a

Contentverzamelaar

C-480-22 EVN Business Service e.a

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     26 september 2022
Schriftelijke opmerkingen:                     12 november 2022

Trefwoorden: aanbesteding, rechterlijke bevoegdheid, elektrotechnische installatiewerkzaamheden

Onderwerp:

•            Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van richtlijn 2004/17/EG

•            Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie

Feiten:

Aan het hoofdgeding ligt een aanbestedingsprocedure ten grondslag, die is onderverdeeld in 36 percelen, waarbij de plaats van de prestatie in Bulgarije is gelegen. Elektrorazpredelenie YUG EAD (EY EAD) is een in Bulgarije gevestigde naamloze vennootschap naar Bulgaars recht, die in de genoemde aanbestedingsprocedure optreedt als sectorale aanbestedende instantie. EVN Business Service GmbH (EBS GmbH) is een in Oostenrijk gevestigde vennootschap naar Oostenrijks recht. Zij treedt in de aanbestedingsprocedure op als aankoopcentrale van de aanbestedende instantie. Toepasselijk recht voor de ,,aanbestedingsprocedure en alle daaruit voortvloeiende vorderingen” is Oostenrijks recht en voor de ,,afwikkeling van de overeenkomst” Bulgaars recht. Elektra EOOD en Penon EOOD zijn Bulgaarse ondernemingen, die in de aanbestedingsprocedure voor afzonderlijke percelen hebben ingeschreven. Bij beslissingen van 28-07-2020 respectievelijk 30-07-2020 is hun meegedeeld dat zij geen percelen hebben verworven. Zij hebben elk de nietigverklaring van deze beslissingen gevorderd. Deze vorderingen zijn echter bij beschikkingen van de Duitse bestuursrechter in eerste aanleg (Landesverwaltungsgericht) afgewezen wegens onbevoegdheid. Het Landesverwaltungsgericht heeft de beschikkingen gemotiveerd met het argument dat een beslissing aangaande de vraag of een Bulgaarse onderneming met een in Bulgarije gevestigde aanbestedende instantie een overeenkomst mag sluiten, die in Bulgarije moet worden nagekomen en naar Bulgaars recht moet worden afgewikkeld, ernstig zou ingrijpen in de Bulgaarse soevereiniteit, hetgeen op gespannen voet staat met het volkenrechtelijke territorialiteitsbeginsel. EBS GmbH heeft hiertegen beroep in Revision ingesteld. In de beroepen in Revision is aangevoerd dat artikel 57, lid 3, van richtlijn 2014/25 aldus moet worden uitgelegd dat het niet alleen ziet op de eigenlijke aanbestedingsprocedure, maar ook op de regelingen voor de beroepsprocedure. Indien de aankoopcentrale materieel Oostenrijks recht moet toepassen, moet ook de rechtsbeschermingsprocedure voor de Oostenrijkse beroepsinstanties naar Oostenrijks procesrecht worden gevoerd – doorslaggevend is de plaats van vestiging van de aankoopcentrale.

Overweging:

In het onderhavige geval rijst de vraag inzake de toepasselijke procedurevoorschriften alsmede inzake de bevoegdheid van een Oostenrijkse beroepsinstantie, in een situatie waarin een door een Oostenrijkse territoriale overheidsinstantie indirect overheerste en in Bulgarije gevestigde sectorale aanbestedende instantie via een in Oostenrijk gevestigde aankoopcentrale een aankoopactiviteit verricht. Daartoe moeten om te beginnen het toepassingsgebied (eerste vraag) en de reikwijdte (tweede vraag) van de collisiebepaling van artikel 57, lid 3, van richtlijn 2014/25 worden beoordeeld. Indien artikel 57, lid 3, van richtlijn 2014/25 geen uitsluitsel met betrekking tot de uiteengezette situatie zou bieden, rijst de vraag volgens welke criteria in dat geval de bevoegdheid en de toepasselijke procedurevoorschriften moeten worden vastgesteld (derde vraag).

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 57, lid 3, van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van richtlijn 2004/17/EG aldus worden uitgelegd dat er sprake is van het leveren van gecentraliseerde aankoopactiviteiten door een ,,in een andere lidstaat” gevestigde aankoopcentrale wanneer de aanbestedende instantie – ongeacht de vraag wie overheersende invloed uitoefent over deze aanbestedende instantie – in een andere lidstaat is gevestigd dan de aankoopcentrale?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Ziet de collisiebepaling van artikel 57, lid 3, van richtlijn 2014/25/EU, volgens welke het ,,leveren van gecentraliseerde aankoopactiviteiten” door een in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrale geschiedt in overeenstemming met de nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd, ook op de voorschriften voor beroepsprocedures en de bevoegdheid van de beroepsinstantie in de zin van richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie?

3) Indien de eerste of de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord:

Moet richtlijn 92/13/EEG, en met name artikel 1, lid 1, vierde alinea, daarvan, aldus worden uitgelegd dat de bevoegdheid van een nationale beroepsinstantie tot toetsing van beslissingen van de aanbestedende instantie, alle aanbestedende instanties moet omvatten die zijn gevestigd in de lidstaat van de beroepsinstantie, of is de bevoegdheid afhankelijk van de vraag of de overheersende invloed over de aanbestedende dienst [in de zin van artikel 3, punt 4, onder c), en artikel 4, lid 2, van richtlijn 2014/25/EU] uitgaat van een onder de lidstaat van de beroepsinstantie ressorterende territoriale overheidsinstantie of publiekrechtelijke instelling?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: EZK, BZK

Gerelateerde documenten