C-480/24 Ciekuri-Shishki

Contentverzamelaar

C-480/24 Ciekuri-Shishki

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    27 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    13 oktober 2024

Trefwoorden: sanctielijst, verbonden rechtspersoon, gegevensbescherming

Onderwerp: 
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 7, 8 en 17 en artikel 47, lid 1;
-    Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen: artikel 2, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 1, onder a) en b);
-    Bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) 2022/336 van de Raad van 28 februari 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen: artikel 1 en punt 674 van deel 1;
-    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens: artikel 2.

Feiten:
Verzoekende partij (in eerste aanleg) ‘SIA ČIEKURI-SHISHKI’ en verwerende partij (in eerste aanleg) ‘SIA COUNTRY HELI’  hebben op 19 mei 2015 een leningsovereenkomst gesloten. Verzoekende partij heeft op 19 januari 2023 een vordering ingesteld tot invordering van een schuld van meer dan 3,5 miljoen euro. De vordering van verzoekende partij was toegewezen door de rechter in eerste aanleg, omdat verwerende partij de vastgestelde termijn in de leningsovereenkomst had overschreden. Het openbaar ministerie heeft vervolgens buitengewoon cassatieberoep ingesteld, strekkende tot vernietiging van het vonnis en tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis. De reden hiervoor is dat de rechter in eerste aanleg niet had beoordeeld of de Unieregeling betreffende de vaststelling van beperkende maatregelen met betrekking tot sancties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, van toepassing was op de specifieke omstandigheden in de zaak.  

Overweging:
Uit het verzoekschrift blijkt dat SIA COUNTRY HELL uit twee vennoten bestaat: 50% van de aandelen is eigendom van SIA ČIEKURI-SHISHKI en 50% van de aandelen is eigendom van een in Cyprus geregistreerde vennootschap. De verwijzende rechter stelt dat artikel 2 van verordening 269/2014 geen duidelijk antwoord biedt op de vraag hoe kan worden bepaald of een rechtspersoon moet worden beschouwd als een verbonden rechtspersoon in de zin van die bepaling wanneer zijn kapitaalstructuur is samengesteld uit verschillende vennoten en wanneer blijkt dat de uiteindelijk begunstigde van een specifieke vennoot een natuurlijke persoon is die is opgenomen in bijlage I bij verordening 269/2014 of in de bijlage van uitvoeringsverordening 2022/336. Artikel 2 van verordening 269/2014 heeft betrekking op natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die ‘verbonden’ zijn met de in bijlage I bij die verordening opgenomen personen. De verwijzende rechter wil onder andere weten welke omstandigheden erop wijzen dat een persoon ‘verbonden’ is.

Prejudiciële vragen:
1) Welke omstandigheden wijzen erop dat een persoon een verbonden persoon is in de zin van artikel 2 van verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (hierna: „verordening nr. 269/2014”)? Moet een rechtspersoon waarvan de aandelen voor 50 % in handen zijn van een rechtspersoon waarvan de uiteindelijk begunstigde een natuurlijke persoon is die is opgenomen in de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) 2022/336 van de Raad van 28 februari 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, worden beschouwd als een verbonden rechtspersoon? 

2) Indien het antwoord op het tweede deel van de eerste prejudiciële vraag bevestigend luidt, moet een rechtspersoon die 50 % van de aandelen in handen heeft van de in het tweede deel van de eerste prejudiciële vraag beschreven rechtspersoon, dan eveneens worden beschouwd als een verbonden rechtspersoon in de zin van artikel 2 van verordening nr. 269/2014? 

3) Omvatten de in artikel 11, lid 1, onder b), van verordening nr. 269/2014 bedoelde personen, entiteiten of lichamen eveneens verbonden rechtspersonen in de zin van artikel 2 van verordening nr. 269/2014? 4) Is de rechter verplicht om bij het onderzoek van een vordering op eigen initiatief na te gaan of een van de procespartijen een persoon is als bedoeld in artikel 2 of artikel 11, lid 1, onder a) of b), van verordening nr. 269/2014? 

5) Wat zijn de rechtsgevolgen van artikel 11, lid 1, van verordening nr. 269/2014, waarin is bepaald dat vorderingen van de in dat lid, onder a) of b), bedoelde personen „niet [worden] toegewezen”? Of kunnen dergelijke vorderingen ten gronde worden behandeld wanneer in het dictum van de rechterlijke beslissing wordt vastgesteld dat de beslissing niet ten uitvoer kan worden gelegd zolang deze personen in de desbetreffende lijst zijn opgenomen? 

6) Heeft artikel 11, lid 1, van verordening nr. 269/2014 rechtsgevolgen wanneer de verzoeker niet een van de onder a) of b) van dat lid bedoelde personen is, maar de verweerder wel? 

7) Moeten de gegevens van de door de sancties getroffen natuurlijke persoon (naam en voornaam) bekend worden gemaakt in de motivering van de rechterlijke beslissing? Moeten deze persoonsgegevens worden gepseudonimiseerd wanneer de rechterlijke beslissing wordt gepubliceerd? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-340/20 Bank Sepah; C-168/17 SH; C-753/21 en C-754/21 Instrubel; C-37/20 en C-601/20 Luxembourg Business Registers; C-245/20 Autoriteit Persoonsgegevens


Specifiek beleidsterrein: BZ; EZ; JenV
 

Gerelateerde documenten