C-481/13 Qurbani

Contentverzamelaar

C-481/13 Qurbani

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   25 oktober 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   11 november 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   11 december 2013
Trefwoorden: asiel; vluchtelingenverdrag Genève (VG); handvest grondrechten
Onderwerp:
- Artikel 31 VG (strafuitsluitingsgrond);
- Handvest grondrechten artikel 18 (recht op asiel)
- VWEU artikel 78 (asielbeleid)

Verzoeker Mohammad Ferooz Qurbani is van Afghaanse nationaliteit. Hij is met behulp van een mensensmokkelaar via Iran en Turkije in GRI aangekomen. Hij reisde met een op naam van een Pakistaan uitgegeven paspoort waarop de smokkelaars zijn pasfoto hadden aangebracht. Op 17 augustus 2010 arriveert hij vanuit GRI per vliegtuig tezamen met zijn smokkelaar in München. Bij de paspoortcontrole wordt verzoeker wegens het tonen van een vervalst reisdocument door de douaneAut in hechtenis geplaatst en wordt bij verhoor duidelijk dat hij asiel wil aanvragen. De volgende dag wordt hij naar een asielzoekerscentrum overgebracht. De asielprocedure is nog niet afgerond.
Het Amtsgericht dat de zaak in eerste instantie heeft behandeld oordeelt dat verzoeker op grond van de DUI wet geen strafbare feiten heeft gepleegd maar dat zijn handelwijze op grond van het in de DUI grondwet verankerde asielrecht gerechtvaardigd is. Het DUI OM heeft herziening van die beslissing gevraagd. Het OM is van mening dat de rechtvaardigingsgrond van artikel 16 a, lid 1, van de DUI grondwet niet van toepassing is, aangezien beklaagde vanuit een andere EULS DUI is binnengekomen. En de uitsluitingsgrond van artikel 31 VG is niet van toepassing met betrekking tot de valsheid in geschrifte die is begaan door middel van voorlegging van een vervalst paspoort. Hierdoor is het de autoriteiten niet mogelijk de identiteit van verzoeker en vervolgens zijn vluchtverhaal te controleren.

De verwijzende rechter (Oberlandesgericht Bamberg) leest in de bewoordingen van artikel 13 VG dat de strafuitsluiting uitdrukkelijk beperkt wordt tot onrechtmatige binnenkomst en verblijf. Deze bepaling zou niet ruimer moeten worden uitgelegd gezien geest en doel ervan: de vluchteling zoekt immers bescherming en moet een mogelijkheid krijgen om een asielverzoek in te dienen zonder gevaar te lopen wegens illegale binnenkomst en/of verblijf te worden bestraft. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:
1. Heeft de persoonlijke strafuitsluitingsgrond van artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Verdrag van Genève; hierna: „VG”) – ook al is dit niet letterlijk bepaald – ook betrekking op valsheid in geschrifte die is begaan door bij de binnenkomst per vliegtuig in de Bondsrepubliek Duitsland een vervalst paspoort aan een politieagent voor te leggen, wanneer het gebruik van het vervalste paspoort niet noodzakelijk is voor het indienen van een asielverzoek in die lidstaat?
2. Is een beroep op artikel 31 VG uitgesloten wanneer gebruikt is gemaakt van diensten van mensensmokkelaars?
3. Moet de in artikel 31 VG opgenomen voorwaarde dat de betrokkene „rechtstreeks” komt van een grondgebied waar zijn leven of zijn vrijheid werd bedreigd, aldus worden uitgelegd dat deze voorwaarde ook dan is vervuld, wanneer de betrokkene eerst in een andere lidstaat van de Europese Unie (in casu: Griekenland) is binnengekomen en van daaruit naar een andere lidstaat (in casu: Bondsrepubliek Duitsland) verder reist en daar om asiel verzoekt?

Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten