C-489/13 Verest et Gerards

Contentverzamelaar

C-489/13 Verest et Gerards

Prejudiciële Hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   31 oktober 2013
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   17 november 2013
Schriftelijke opmerkingen:                   17 december 2013
Trefwoorden: belastingen (onroerende zaak); vrij kapitaalverkeer; rechtsbeginselen
Onderwerp: artikel 56 EG-verdrag (vrij verkeer kapitaal)

Verzoekers Ronny Verest en Gaby Gerards, huwelijkspartners, hebben in 2004 een recreatiewoning in FRA gekocht. In augustus 2005 dienen zij de aangifte personenbelasting in. De vrouw heeft inkomen uit arbeid (loondienst), de man een werkloosheidsvergoeding en inkomsten uit een bedrijf. In november 2005 leveren zij de gegevens voor het ‘kadastraal inkomen’. In december vraagt het echtpaar alsnog om pro-ratering van het kadastraal inkomen aangezien zij de woning immers pas in de maand augustus hebben verworven.
In november 2006 ontvangen verzoekers een aanvullende aanslag waaruit blijkt dat geen gevolg is gegeven aan het verzoek om pro-ratering. De controleambtenaar heeft laten weten dat de inkomsten uit de woning gewijzigd worden: de bruto huurwaarde wordt veel hoger begroot waardoor het aan te geven bedrag evenredig stijgt. Daarnaast wordt het echtpaar een boete van 50% opgelegd wegens het (opzettelijk) opgeven van verkeerde informatie. Omdat volgens de BELaut te laat bezwaar tegen de aanslag over 2004 wordt ingediend blijft deze gehandhaafd. Wel dienen verzoekers tijdig bezwaar in tegen de aanslag over 2005, die inmiddels ook om dezelfde reden met 50% is verhoogd. De pro-ratering wordt als gevolg van het bezwaar alsnog toegepast, en de verhoging beperkt tot 10%. Maar verzoekers starten een procedure. Zij voeren tevens een inbreuk op het door de grondwet gewaarborgde gelijkheidsbeginsel aan in de behandeling van belastingplichtigen, en het feit dat de controleambtenaar in eerste instantie akkoord is gegaan met de door verzoekers opgegeven huurwaarde. Zij menen dan ook dat de BELaut moeten aantonen dat de door verzoekers geleverde gegevens niet correct waren.

De verwijzende BEL rechter (Hof Antwerpen) stelt vast dat in het met FRA gesloten verdrag ter voorkoming van dubbelebelastingheffing is bepaald dat de zaken belastbaar zijn in de Staat waar zij gelegen zijn. Hij vraagt zich echter af waarom dergelijke onroerende goederen niet op hun FRA kadastrale waarde zouden kunnen worden belast en zo dit niet het geval zou zijn of het belasten van niet-verhuurde buitenlandse onroerende goederen op een andere basis dan hun lokale kadastraal inkomen een schending zou inhouden van de vrijheid van verkeer van kapitaal. Hij legt de volgende prejudiciële vraag voor aan het HvJEU:
"Verzet artikel 56 E.G.-Verdrag zich tegen het belasten in een lidstaat van in een andere lidstaat niet-verhuurde onroerende goederen op een andere basis dan hun lokale kadastraal inkomen, inzonderheid in dit geval gesteld dat het lokale kadastraal inkomen op een gelijkaardige manier wordt bepaald als het Belgische kadastraal inkomen van Belgische onroerende goederen?".

Specifiek beleidsterrein:
FIN

Gerelateerde documenten