C-489/24 Safita

Contentverzamelaar

C-489/24 Safita

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    28 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    14 oktober 2024

Trefwoorden: internationale bescherming, asiel, beslistermijn

Onderwerp: Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming (Procedurerichtlijn): artikel 31, lid 3.

Feiten:
Op 17 februari 2023 heeft ‘X’ een verzoek gedaan tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Na het uitblijven van een reactie, heeft X op 23 augustus 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld. Daarna heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank. Volgens de rechtbank heeft X de ingebrekestelling te vroeg ingediend, omdat de beslistermijn voor het verzoek door de staatssecretaris was verlengd met negen maanden. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van besluit werd niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld. 

Overweging:
In het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 26 januari 2023 is de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor het nemen van een besluit op asielverzoeken (wederom) verlengd met negen maanden, voor de verzoeken die vanaf 1 januari 2023 tot uiterlijk 1 januari 2024 zijn ingediend. De verwijzende rechter vraagt zich af of het verlengen van de termijn (op grond van artikel 31, lid 3, derde volzin en b, van de Procedurerichtlijn), alleen moet worden beoordeeld naar de feiten en omstandigheden op het moment van verlengen, of dat er rekening gehouden moet worden met het feit dat dit besluit volgt op een direct daaraan voorafgegane verlening. Daarbij is het ook de vraag hoe vaak de beslistermijn verlengd mag worden, zonder dat er voorbij gegaan wordt aan het doel en nuttig effect van de Procedurerichtlijn. Tevens is het de vraag welke rol het toenemende aantal asielverzoeken speelt.

Prejudiciële vragen:
1. Leent artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn zich voor achtereenvolgende toepassing door de beslissingsautoriteit? 
2. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: 
a. Onder welke voorwaarden mag de beslissingsautoriteit achtereenvolgende toepassing geven aan artikel 31, derde lid, derde volzin en onder b, van de Procedurerichtlijn en is de totale duur van de periode waarvoor de beslissingsautoriteit deze bepaling achtereenvolgend kan toepassen daarbij begrensd? 
b. In hoeverre mag of moet de rechter bij de beantwoording van de vraag of de beslissingsautoriteit de beslistermijn heeft mogen verlengen volgend op, en aansluitend aan, een eerder verlengingsbesluit, rekening houden met de toename van het aantal asielverzoeken, mede ten opzichte van de periode voorafgaand aan het eerdere verlengingsbesluit, en eventuele inspanningen van de beslissingsautoriteit om de achterblijvende besliscapaciteit te vergroten om – in het licht van artikel 4, eerste lid, van de Procedurerichtlijn – een behoorlijke en volledige behandeling van asielverzoeken te kunnen waarborgen? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: AenM