C-490/19 Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier

Contentverzamelaar

C-490/19 Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 20 augustus 2019
Schriftelijke opmerkingen: 06 oktober 2019

Trefwoorden : beschermde geografische aanduidingen; oorsprongsbenaming; landbouwproducten;

Onderwerp :

- Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen;

- Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen;

 

Feiten:

De EU heeft voor landbouwproducten en levensmiddelen een bescherming voor beschermde oorsprongsbenamingen (BOB) en beschermde geografische aanduidingen (BGA) ingesteld. In casu is er een geschil tussen de producentenorganisatie - belangenorganisatie voor de bescherming van de “Morbier” - en de Société Fromagère du Livradois, die kaas produceert en in de handel brengt. De “Morbier” is een kaas die een gecontroleerde oorsprongsbenaming (AOC) heeft. De benaming “Morbier” is ingeschreven in het register van BOB’s. De Société, die sinds 1979 Morbier produceerde, kreeg bij besluit in 2000 toestemming om de benaming “Morbier”, zonder de vermelding AOC, te gebruiken tot 11.07.2007, de datum waarop de benaming werd vervangen door de benaming “Montboissié du Haut Livradois”. De Société heeft vervolgens op 05.10.2001 het Amerikaanse merk “Morbier du Haut Livradois” ingeschreven in de Verenigde Staten, en op 05.11.2004 het Franse merk “Montboissier” ingeschreven. De producentenorganisatie beticht de Société ervan inbreuk te maken op de beschermde oorsprongsbenaming door een kaas te produceren en in de handel te brengen die er hetzelfde uitziet als de BOB “Morbier” en heeft de Société voor de rechter in eerste aanleg gedaagd. Deze rechter heeft alle vorderingen van de producentenorganisatie afgewezen (wat werd bevestigd door de rechter in tweede aanleg). De producentenorganisatie stelde cassatieberoep in en stelt in wezen dat de rechter in tweede aanleg, door te verklaren dat alleen het gebruik van de naam Morbier een inbreuk kan vormen op de BOB “Morbier”, een analyse heeft gemaakt die indruist tegen de tekst van de verordeningen en geen antwoord heeft gegeven op de vraag of de aanbiedingsvorm van de kaas “Montboissié” de consument kon misleiden, door hem te doen geloven dat hij te maken heeft met een “Morbier”- kaas.

 

Overweging:

In het algemeen bevatten de besluiten ter erkenning van oorsprongsbenamingen voor kazen voorschriften inzake de karakteristieke vorm van de kaas. In het besluit van 22.12.2000 betreffende de AOC “Morbier” werd het voorkomen en de samenstelling van de kaas beschreven. Een licht gewijzigde omschrijving van het uitzicht van deze kaas is nu opgenomen in het productdossier van de oorsprongsbenaming “Morbier”, zoals geconsolideerd bij verordening 1128/2013. De vraag rijst of de overname van de fysieke kenmerken van een product met een BOB een praktijk is die de consument kan misleiden aangaande de werkelijke oorsprong van het product, zoals verboden krachtens artikel 13(1) van de verordeningen. Om die vraag te beantwoorden, moet worden bepaald of de voorstelling van een product met een beschermde oorsprongsbenaming, in het bijzonder de namaak van de typische vorm of het typische uitzicht van het product, een inbreuk kan vormen op die benaming, hoewel de benaming zelf niet is overgenomen. Daarom moet het Hof om opheldering worden verzocht.

 

Prejudiciële vraag:

Moeten de respectieve artikelen 13, lid 1, van verordening nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 en verordening nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 aldus worden uitgelegd dat zij louter het gebruik door een derde van de geregistreerde benaming verbieden, of moeten zij aldus worden uitgelegd dat zij een verbod inhouden op de voorstelling van een product met een beschermde oorsprongsbenaming, en meer in het bijzonder op de namaak van de vorm of het uiterlijk waardoor het product wordt gekenmerkt, die de consument kan misleiden aangaande de werkelijke oorsprong van het product, zelfs wanneer de geregistreerde benaming niet is gebruikt?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: SMW Winzersekt C-306/93;

Specifiek beleidsterrein: EZK; LNV

Gerelateerde documenten