C-494/16

Contentverzamelaar

C-494/16

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 november 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       28 november 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   28 december 2016

Trefwoorden: arbeidsovereenkomst voor (on)bepaalde tijd; ambtenaar

Onderwerp: - richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

Verzoekster heeft al verschillende keren een arbeidscontract gehad met de gemeente Valderice. Op 04-10-2010 krijgt zij een contract voor deeltijdwerk tot 31-12-2012. Dit contract is driemaal verlengd, tot 31-12-2016. Hiermee is de termijn van RL 1999/70 overschreden. Zij claimt na afloop dat door misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, met de gemeente dan wel met de ITA Staat, dan wel een schadevergoeding.

De verwijzende ITA rechter (Rb Trapani) vraagt zich af of de ITA regeling die misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector bestraft, wel in overeenstemming is met het doeltreffendheidsbeginsel en het gelijkwaardigheidsbeginsel dat het HvJEU heeft vastgesteld. In geval van misbruik in de particuliere sector is bepaald dat de arbeidsbetrekking wordt omgezet in een arbeidsbetrekking voor onbepaalde tijd indien de werknemer na het verstrijken van de in de overeenkomst bepaalde einddatum of na het verstrijken van de maximumduur van 36 maanden is tewerkgesteld. Bovendien heeft de werknemer dan een wettelijk recht op een bedrag van minimaal 2,5 keer en maximaal 12 keer het laatste maandloon ter vergoeding van het verlies van het loon dat hij zou hebben ontvangen in de periode tussen de in overeenkomst bepaalde einddatum en de uitspraak waarbij de rechter hem in het gelijk stelt. Deze ITA regeling sluit echter de overheidssector uit omdat toegang tot de openbare dienst in de regel alleen via een vergelijkend onderzoek gebeurt. Misbruik in deze sector wordt bestreden door de leidinggevende vermogensrechtelijk aansprakelijk te houden voor de voorziene schadevergoeding, te weten een forfaitaire vergoeding gelijk aan bovenstaande plus een vergoeding voor verlies van gunstige kansen waarvoor op de werknemer een (zware) bewijslast rust. Vooral vanwege dit laatste twijfelt de rechter of de ITA regeling doeltreffend is aangezien het voor de werknemer heel moeilijk is om aan te tonen dat hij zou zijn geslaagd voor een vergelijkend onderzoek dat nooit heeft plaatsgevonden, en zo een goede baan is misgelopen. Om echte gelijkwaardigheid te waarborgen zou moeten worden voorzien in een schadevergoeding die uitgaat van de waarde van de arbeidsbetrekking voor onbepaalde tijd, hetgeen echter een civiele sanctie inhoudt. Hij ziet dit evenwel, gezien het beginsel van voorrang van EUrecht, niet als een ontoelaatbare uitbreiding van de reikwijdte aangezien in geval van een privaatrechtelijke arbeidsbetrekking als gevolg van de sanctie de wil van de ondernemer opzij wordt gezet, ondanks het artikel in de ITA Gw dat een particulier vrij economische initiatieven kan nemen. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:

1) Vormt de toekenning van een vergoeding van minimaal 2,5 keer en maximaal 12 keer het laatste maandloon (artikel 32, lid 5, van wet nr. 183/2010) aan een werknemer in overheidsdienst wiens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op onrechtmatige wijze verschillende keren is verlengd, een gelijkwaardige en doeltreffende maatregel in de zin van de uitspraken van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken Mascolo (C-22/13, C-61/13–C-63/13 en C-418/13) en in de zaak Marrosu (C-53/04), wanneer bovendien die werknemer slechts volledige vergoeding van de schade kan verkrijgen door te bewijzen dat hij andere tewerkstellingskansen heeft verloren of dat hij, indien volgens de regels een vergelijkend onderzoek zou zijn georganiseerd, hij daarvoor zou zijn geslaagd?

2) Moet het door het Hof van Justitie (onder meer) in die uitspraken vermelde gelijkwaardigheidsbeginsel aldus worden begrepen dat wanneer de lidstaat beslist, de in de (particuliere sector erkende) omzetting in een arbeidsbetrekking voor onbepaalde tijd niet toe te passen in de overheidssector, die lidstaat in elk geval verplicht is de werknemer een zelfde resultaat te waarborgen, in voorkomend geval door toekenning van een schadevergoeding die moet overeenkomen met de waarde van de arbeidsbetrekking voor onbepaalde tijd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-53/04 Marrosu; gevoegde zaken C-22/13, C-61/13–C-63/13 en C-418/13, Mascolo.

Specifiek beleidsterrein: BZK, SZW