C-496/15 Eschenbrenner

Contentverzamelaar

C-496/15 Eschenbrenner

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   5 november 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       22 november 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   22 december 2015
Trefwoorden: sociale zekerheid; loonbelasting; vrij verkeer werknemers; insolventie

Onderwerp
- VWEU artikel 45 (vrij verkeer werknemers);
- Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie;
- Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever

Verzoeker Alphonse Eschenbrecher is FRA onderdaan en woont ook in FRA, een FRA/DUI grensgemeente en hij wordt dan ook door de FRA belastingdienst als grensarbeider in de zin van de Overeenkomst van 21 juli 1959 tussen DUI en FRA ter voorkoming van dubbele belastingheffing aangemerkt. Hij werkt sinds 1996 als chauffeur bij een DUI bedrijf. In juni 2012 is voor zijn werkgever een insolventieprocedure geopend. Verzoeker heeft tot en met maart 2012 volledig salaris ontvangen. Vanaf die maand ontvangt hij insolventie-uitkeringen. Er wordt echter loonbelasting op die uitkeringen ingehouden. Verzoeker maakt daartegen bezwaar aangezien hij in DUI niet belastingplichtig is, en verwijst onder meer naar arrest C-172/11 Erny. Zijn bezwaar wordt afgewezen omdat de berekening volgens DUI recht correct zou zijn gedaan. Verzoeker gaat 18-10-2012 in beroep, stellende dat de berekening schending van VWEU artikel 45 betekent. Zijn beroep wordt echter 09-12-2013 verworpen omdat ook volgens de beroepsrechter de berekening naar DUI recht correct is. Het deel achterstallig brutoloon waarop verzoeker aanspraak maakt valt niet onder de waarborgregeling van RL 2008/94 (artikel 3). Verzoeker kan zijn vordering dan in de insolventieprocedure inbrengen als ‘overige boedelvordering’. Over het vervolgens uitbetaalde bedrag zal in FRA belasting worden geheven. Verzoeker gaat daarop in hoger beroep. Hij blijft erbij dat hij gediscrimineerd wordt door het lagere brutoloon dat hij op grond van de DUI wettelijke regeling ontvangt.

De verwijzende DUI rechter (Landessozialgericht Rheinland-Pfalz) overweegt dat het stellen van vragen aan het HvJEU zinvol is gezien het interne verschil in uitleg van de regelgeving. Vaststaat dat verzoeker voldoet aan de in DUI recht gestelde voorwaarden om een insolventie-uitkering te ontvangen en dat hij in DUI niet loonbelastingplichtig is. De DUI wet voorziet echter niet in de door verzoeker gevraagde uitzondering op de fictieve inhouding op de insolventie-uitkering. Maar die regelgeving is wel oorzaak dat een buitenlandse werknemer zich meer inspanning moet getroosten om zijn recht te halen. Hij stelt de volgende vragen aan het HvJEU:
1. Is het met de bepalingen van het primaire en/of secundaire Unierecht (met name artikel 45 VWEU [oud artikel 39 VEG] en artikel 7 van verordening [EU] nr. 492/2011) verenigbaar dat bij insolventie van de werkgever van een werknemer die eerst in Duitsland was tewerkgesteld, in een andere lidstaat woont, in Duitsland niet aan de inkomensbelasting onderworpen is en van wie de uitkering wegens insolventie krachtens de op hem toepasselijke voorschriften niet belastbaar is, over het arbeidsloon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de aan die werknemer toekomende uitkering wegens insolventie, fictief de belastingen worden geheven die door inhouding op het arbeidsloon zouden worden geheven indien de betrokkene in Duitsland aan de inkomensbelasting onderworpen was, wanneer deze geen vordering ter zake van het achterstallige brutoloon meer kan instellen tegen de werkgever?
2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is er dan wel sprake van verenigbaarheid met de bepalingen van het primaire en/of secundaire Unierecht wanneer de werknemer in de hierboven bedoelde situatie nog steeds een vordering ter zake van het achterstallige brutoloon kan instellen tegen de werkgever?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-435/10 Van Ardennen ; C-172/11 Erny
Specifiek beleidsterrein: SZW, FIN, VenJ

Gerelateerde documenten