C-496/19

Contentverzamelaar

C-496/19

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 29 augustus 2019
Schriftelijke opmerkingen: 15 oktober 2019

Trefwoorden: belastingen; douane; herziening gecombineerde nomenclatuur;

Onderwerp:

- Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek;

 

Feiten:

Verzoeker heeft priëlen ingevoerd uit China die deels uit ijzer en deels uit aluminium bestaan. Verzoeker geeft aan per abuis de ingevoerde producten onder een verkeerd tariefpost te hebben aangegeven (12%) terwijl de producten onder andere tariefposten kunnen worden aangegeven (0% en 6%). Verzoeker vraagt om een herziening van de douanedocumenten welke werd afgewezen door het douanekantoor. Verzoeker komt op tegen deze beslissing bij de belastingrechter. De rechters in eerste aanleg hebben het beroep verworpen en o.a. geoordeeld dat de ingevoerde goederen van hetzelfde type waren als andere goederen die op het tijdstip van hun invoer reeds aan een fysieke verificatie waren onderworpen en ten aanzien waarvan was erkend dat zij in de tariefpost van 12% kunnen worden ingedeeld. Vervolgens ging verzoeker in hoger beroep. Met een apart beroepschrift is verzoeker tevens opgekomen tegen een vonnis waarbij de belastingrechter in een vergelijkbaar geding in wezen in gelijkaardige bewoordingen tot verwerping van het beroep had beslist. Met een apart hoger beroep heeft het douanekantoor op zijn beurt een vonnis aangevochten, waarbij dezelfde belastingrechter in een andere samenstelling – ten aanzien van identieke feiten – het beroep van verzoekster daarentegen had toegewezen. Deze zaken zijn ten behoeve van één gezamenlijke uitspraak gevoegd.

 

Overweging:

De verwijzende rechter merkt op dat de kwestie betrekking heeft op de vraag of een partij toegang kan verkrijgen tot de procedure voor herziening van de vastgestelde aanslag, die het bestuur heeft geweigerd o.a. omdat geen toegang tot deze procedure meer kan worden toegestaan omdat ten aanzien van goederen van hetzelfde type, zonder dat enig bezwaar was geuit, is erkend dat zij kunnen worden ingedeeld in de tariefpost van 12%. Gelet op het feit dat het een vraag betreft die, gezien de uiteenlopende beoordelingen, de uitlegging van bepalingen van Europees recht behoeft, lijkt het opportuun om de zaak aan het Hof voor te leggen.

 

Prejudiciële vraag:

Staat de fysieke verificatie van de goederen op het tijdstip waarop zij worden ingevoerd, in de weg aan de inleiding van de procedure voor herziening van de vastgestelde aanslag als bedoeld in artikel 78 van verordening (EEG) nr. 2913/92, waarbij het communautair douanewetboek is vastgesteld?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-571/12

Specifiek beleidsterrein: FIN; JenV