C-5/19 Оvergas Mrezhi et Balgarska gazova asotsiatsia

Contentverzamelaar

C-5/19 Оvergas Mrezhi et Balgarska gazova asotsiatsia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

 

Termijnen: Motivering departement: 4 maart 2019
Schriftelijke opmerkingen: 18 april 2019

Trefwoorden : aardgas; interne markt;

Onderwerp :

- Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikelen 36, 38 en 52;

- Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG;

 

Feiten:

De openbare aardgasvoorziening (“openbare voorziening”) in Bulgarije wordt verzekerd door Bulgargaz als aardgas leverend publiek bedrijf tegen door de KEVR (Bulgaarse reguleringscommissie voor energie en water) gereguleerde prijzen. Het aandeel van Bulgargaz in de verkoop van aardgas bedroeg in 2016 98%. De werkzaamheden “transmissie van aardgas” en “aardgasopslag” worden verricht door Bulgartransgaz, een gecombineerde beheerder voor aardgas. De werkzaamheden “distributie van aardgas” en “levering van aardgas door de eindleveranciers” worden verricht door de distributiesysteembeheerders. Volgens informatie van de KEVR bestaan in Bulgarije tegenwoordig een gereguleerde en een vrije aardgasmarkt naast elkaar, waarbij Bulgarije volledig afhankelijk is van één enkele aardgasbron. Overgaz Mrezhi is als eindleverancier partij bij overeenkomsten inzake aardgas in de zin van de energiewet (ZE) en ontvangt op haar beurt aardgas van Bulgargaz. Overgas Mrezhi en de vereniging zonder winstoogmerk Bulgarska Gazova Asotsiatsia betwisten de rechtmatigheid van enkele bepalingen betreffende de compensatie van de kosten van de energiebedrijven die voortvloeien uit de aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen. De bestreden regelingen zijn opgenomen in een algemeen verbindend voorschrift, te weten in verordening nr. 2. Deze verordening is door de KEVR vastgesteld op grond van artikel 36(3) ZE, waarin in wezen is bepaald dat de aan regulering onderhevige aardgasprijzen door de KEVR bij verordening worden vastgesteld. Overeenkomstig de energiewet (ZE) hebben de energiebedrijven het recht om compensatie te vorderen voor kosten die voortvloeien uit aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen (o.a. voorzieningszekerheid, milieubescherming, energie-efficiëntie). De KEVR is verplicht een methode voor de transparante herverdeling van deze kosten over alle eindafnemers vast te stellen (artikel 35(5)). Hoe de kosten worden gecompenseerd, is geregeld in verordening nr. 2.

 

Overweging:

De verwijzende rechter verzoekt het Hof opnieuw in te gaan op de delicate kwestie van de grenzen van de bevoegdheid van de lidstaten om te interveniëren in de vaststelling van de prijs voor de levering van aardgas. De verwijzende rechter vindt in de rechtspraak van het Hof geen antwoorden op de door hem gestelde prejudiciële vragen. Hij verwijst naar drie arresten van het Hof: С -265/08, С -36/14, en С -121/15). De verwijzende rechter is van mening dat deze arresten nationale gevallen betreffen waarin een regulering van de prijzen voor de levering van aardgas aan de eindverbruikers aan de orde is, anders dan op de Bulgaarse markt waar aardgas aan de eindafnemers wordt aangeboden tegen vrij tot stand gekomen prijzen. Bovendien wordt in geen van de drie arresten ingegaan op de kwestie van een specifieke prijscomponent zoals de waarde van de aan de energiebedrijven opgelegde openbaredienstverplichtingen.

 

Prejudiciële vragen:

1. Is volgens de artikelen 36 en 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en volgens artikel 3 van richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG, een nationale maatregel toegestaan zoals de aan de orde zijnde, in artikel 35 van de Zakon za energetikata (energiewet) opgenomen en in artikel 11 van Naredba no 2 za regulirane na tsenite na prirodnia gaz (verordening nr. 2 inzake de regulering van de aardgasprijzen) van de Darzhavnata Komisia za energiyno i vodno regulirane (Bulgaarse reguleringscommissie voor energie en water, hierna: „KEVR”) van 19 maart 2013 nader vormgegeven maatregel op grond waarvan de volledige financiële belasting die samenhangt met de openbaredienstverplichtingen die aan de energiebedrijven zijn opgelegd, door hun afnemers dient te worden gedragen, in aanmerking nemende dat:

а ) de uit de openbaredienstverplichtingen voortvloeiende economische belasting niet alle energiebedrijven treft;

b) de kosten van de openbaredienstverplichtingen hoofdzakelijk worden gedragen door de eindafnemers die deze niet kunnen aanvechten, hoewel zij aardgas tegen vrij tot stand gekomen prijzen van de eindleveranciers betrekken;

c) er geen sprake is van differentiatie van de economische belasting die voortvloeit uit de nakoming van de openbaredienstverplichtingen en die door verschillende soorten afnemers wordt gedragen;

d) een beperking van de duur van de toepassing van deze maatregel ontbreekt;

e) de waarde van de openbaredienstverplichtingen wordt berekend op grond van de kostenverrekeningsmethode volgens een prognosemodel.

2. Is op grond van artikel 3 van richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG, met inachtneming van de overwegingen 44, 47, 48 en 49 ervan, een nationale bepaling toegestaan zoals die in § 5 van de overgangs- en slotbepalingen van de Zakon za normativnite aktove (wet betreffende normatieve handelingen), die de KEVR vrijstelt van de verplichtingen van de artikelen 26 tot en met 28 van de Zakon za normativnite aktove en in het bijzonder van de bij het opstellen van het ontwerp van een algemeen verbindend voorschrift bestaande verplichtingen om de beginselen van noodzakelijkheid, gegrondheid, voorzienbaarheid, transparantie, coherentie, subsidiariteit, evenredigheid en stabiliteit te eerbiedigen, een publieke raadpleging van burgers en rechtspersonen te houden, het ontwerp vooraf met motivering te publiceren alsmede motiveringen, ook met betrekking tot de verenigbaarheid met het Unierecht, uiteen te zetten?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Federutility e.a. С -265/08; Commissie/Polen С -36/14; Association nationale des opérateurs détaillants en énergie (ANODE) С -121/15.

Specifiek beleidsterrein: EZK

​​​​​​​

Gerelateerde documenten