C-501/22 - C-504/22 Interfel e.a.

Contentverzamelaar

C-501/22 - C-504/22 Interfel e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     3 oktober 2022
Schriftelijke opmerkingen:                     19 november 2022

Trefwoorden: landbouwproducten, groente en fruit, sectorale overeenkomsten

Onderwerp:

•            Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007

•            Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij

•            Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

•            Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/428 van de Commissie van 12 juli 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de handelsnormen voor de sector groenten en fruit

Feiten:

Bij verzoekschrift en memorie van repliek, die op 05-03-2021 en 08-07-2022 zijn ingeschreven bij het secretariaat van de afdeling rechtspraak van de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk), verzoekt de association interprofessionnelle des fruits et légumes frais (brancheorganisatie voor verse groenten en fruit (Interfel) de Conseil d’État vier beschikkingen van de minister van Landbouw en Voedselvoorziening) houdende weigering tot verbindendverklaring van de in het kader van Interfel voor de verkoopseizoenen 2020-2022 en 2021-2023 gesloten sectorale overeenkomsten, alsmede de beslissing van deze minister waarbij het door Interfel ingestelde bezwaar tegen deze beschikkingen impliciet is afgewezen, nietig te verklaren wegens bevoegdheidsoverschrijding. Interfel betoogt o.a. dat de weigering om de overeenkomsten verbindend te verklaren, berust op een kennelijke beoordelingsfout, aangezien Interfel heeft aangetoond dat de in het kader van de overeenkomst getroffen maatregelen een gunstig effect op de kwaliteit hebben en dat de grond voor weigering van de verbindendverklaring, ontleend aan het ontbreken van een kennisgeving volgens artikel 210 van verordening 1308/2013 blijk geeft van een onjuiste opvatting van het recht en van de feiten.

Overweging:

Uit de dossierstukken blijkt dat in de door de vereniging Interfel gesloten sectorale overeenkomsten bepalingen bevatten die stringenter zijn dan de voorschriften van uitvoeringsverordening 543/2011. Interfel heeft haar verzoeken tot verbindendverklaring gestaafd met het argument dat deze aanvullende vereisten worden gerechtvaardigd door het streven om de kwaliteit van de aan de consument verkochte groenten en fruit te waarborgen. De aangehaalde bepalingen van artikel 164, lid 4, van verordening 1308/2013 staan echter enkel op het gebied van de onder b) genoemde „productievoorschriften” uitdrukkelijk toe dat overeenkomsten die voorschriften bevatten welke stringenter zijn dan de Unievoorschriften, verbindend worden verklaard. Het antwoord op het middel waarmee o.a. wordt aangevoerd dat de minister met de bestreden beschikkingen de verbindendverklaring van de door Interfel gesloten overeenkomsten, die worden geacht aanvankelijk te zijn aanvaard omdat deze verbindendverklaring niet onrechtmatig was, niet kon intrekken, hangt af van het antwoord op de prejudiciële vragen.

Prejudiciële vragen:

C-501/22: Artikel 1: De behandeling van het verzoek van de association interprofessionnelle des fruits et légumes frais (Interfel) wordt geschorst totdat het Hof van Justitie van de Europese Unie antwoord heeft gegeven op de vraag of artikel 164 van verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007, aldus moet worden uitgelegd dat het de verbindendverklaring toestaat van sectorale overeenkomsten die stringentere voorschriften bevatten dan die welke in de Unieregelgeving zijn neergelegd, niet alleen op het gebied van de in punt b) van dit artikel genoemde „productievoorschriften”, maar ook op alle in a) en in c) tot en met n) vermelde gebieden, voor welke dit artikel bepaalt dat een verzoek tot verbindendverklaring kan worden ingediend, en, inzonderheid, of dat artikel, terwijl de Unieregelgeving voorziet in voorschriften voor de afzet van een bepaalde klasse groenten of fruit, toestaat dat – in de vorm van een sectorale overeenkomst – stringentere afzetvoorschriften worden vastgesteld en vervolgens voor alle marktdeelnemers verbindend worden verklaard.

C-502/22: 1) Moet artikel 164 van verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007, aldus worden uitgelegd dat het de verbindendverklaring toestaat van sectorale overeenkomsten die stringentere voorschriften bevatten dan die welke in de Unieregelgeving zijn neergelegd, niet alleen op het gebied van de in punt b) van dit artikel genoemde „productievoorschriften”, maar ook op alle, in a) en in c) tot en met n) vermelde gebieden, voor welke dit artikel bepaalt dat een verzoek tot verbindendverklaring kan worden ingediend?

2) Moet artikel 164 van verordening (EU) nr. 1308/2013, bij gebreke van een specifieke Unieregeling voor een bepaalde categorie groenten en fruit, aldus worden uitgelegd dat het de verbindendverklaring toestaat van sectorale overeenkomsten die stringentere voorschriften bevatten dan de toepasselijke normen die zijn vastgesteld door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, waarnaar het Europees recht verwijst?

C-503/22: 1) Moet artikel 164 van verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007, aldus worden uitgelegd dat het de verbindendverklaring toestaat van sectorale overeenkomsten die stringentere voorschriften bevatten dan die welke in de Unieregelgeving zijn neergelegd, niet alleen op het gebied van de onder b) [van lid 4] van dit artikel genoemde „productievoorschriften”, maar ook op alle onder a) en onder c) tot en met n) vermelde gebieden, voor welke dit artikel bepaalt dat een verzoek tot verbindendverklaring kan worden ingediend, en, inzonderheid, dat het, terwijl de Unieregelgeving voorziet in voorschriften voor de afzet en verpakking van een bepaalde klasse groenten of fruit, toestaat dat – door middel van een sectorale overeenkomst – stringentere afzetvoorschriften worden vastgesteld en vervolgens voor alle marktdeelnemers verbindend worden verklaard?

2) Indien het antwoord op de vorige vraag verschilt naargelang het gaat om de in artikel 164, [lid 4, onder d),] genoemde voorschriften betreffende „de afzet” of om de onder k) [van lid 4] van dat artikel genoemde „minimumkenmerken en - normen voor verpakking en aanbiedingsvorm”, valt dan de vaststelling van sorteringsschalen ter waarborging van de eenvormigheid van de producten in een en dezelfde verpakking onder de afzetvoorschriften dan wel onder de kenmerken en normen voor verpakking [en aanbiedingsvorm]?

C-504/22: 1) Moet artikel 164 van verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013 aldus worden uitgelegd dat het de verbindendverklaring toestaat van sectorale overeenkomsten die stringentere voorschriften bevatten dan die welke in de Unieregelgeving zijn neergelegd, niet alleen op het gebied van de in punt b) van dit artikel genoemde „productievoorschriften”, maar ook op alle in a) en in c) tot en met n) vermelde gebieden, voor welke dat artikel bepaalt dat een verzoek tot verbindendverklaring kan worden ingediend?

2) Behoort de vaststelling van oogstdata c.q. van afzetdata tot de voorschriften die op grond van artikel 164 van verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013 bij sectorale overeenkomst kunnen worden vastgesteld en verbindend kunnen worden verklaard en, zo ja, valt dan de vaststelling van dergelijke oogsten afzetdata onder de in b) van dat artikel bedoelde „productievoorschriften” dan wel, zoals eerder was bepaald in bijlage XVI bis bij verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten, onder de „voorschriften inzake het in de handel brengen”, die thans onder d) „afzet” van hetzelfde artikel zijn ondergebracht?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: LNV