C-505/14 Klausner Holz Niedersachsen

Contentverzamelaar

C-505/14 Klausner Holz Niedersachsen

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 december 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 januari 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   12 februari 2015
Trefwoorden: staatssteun; gezag van gewijsde

Onderwerp: VWEU artikelen 107 en 108 (staatssteun)

Verzoekster exploiteert een houtzagerij. Zij sluit in februari 2007 met verweerder (Land Nordrhein-Westfalen, als boseigenaar en makelaar) een overeenkomst waarmee verweerder in de periode 2007 – 2014 bepaalde hoeveelheden hout tegen vaste prijs verkoopt. Daarnaast wordt een aanvullende ‘raamovereenkomst’ gesloten waarbij ook WaldHolz Sauerland GmbH als houtverkopende partij betrokken is voor de jaren 2009 – 2014. De overeenkomsten bevatten voor verzoekster gunstige bedingen, zoals meestbegunstigingsclausules en prijsafspraken. Verweerder sluit daarnaast overeenkomsten met andere grote houtafnemers voor dezelfde periode, waarbij de prijzen vanaf 2009 regelmatig hoger lagen die die met verzoekster overeengekomen.
In 2009 wordt de overeenkomst door verweerder opgezegd. Verzoekster vecht de opzegging met succes aan. Die uitspraak (februari 2012) is nu definitief. In deze zaak vordert verzoekster schadevergoeding, alsmede informatie over de prijsafspraken met de andere afnemers van verweerder. Verweerder stelt dan (voor het eerst) dat de overeenkomsten strijdig zijn met EU-recht inzake staatssteun en het mededingingsrecht.

De verwijzende DUI rechter (Landgericht Münster) oordeelt dat het bij deze civielrechtelijke overeenkomsten gaat om steun in de zin van VWEU 107 en 108 en dat deze de mededinging verstoren. Mededeling aan de EURCIE heeft niet plaatsgevonden. Naar DUI recht zijn de overeenkomsten dan ook in hun geheel nietig. De vraag is nu of het vereiste van doeltreffende handhaving (gezien het definitieve vonnis van 2012) verlangt dat het gezag van gewijsde wordt doorbroken. Aangezien hij noch in uitspraken van het HvJEU noch in de DUI doctrine duidelijkheid vindt stelt hij de volgende vraag aan het HvJEU:
“Verlangt het recht van de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 107 VWEU en 108 VWEU (respectievelijk de artikelen 87 EG en 88 EG) en het doeltreffendheidsbeginsel, dat er in een civiel geding betreffende de uitvoering van een civielrechtelijke overeenkomst waarbij steun wordt verleend, geen rekening wordt gehouden met een in dezelfde zaak gewezen definitieve civiele declaratoire uitspraak die het voortbestaan van de civielrechtelijke overeenkomst bevestigt zonder toetsing aan de staatssteunregels, indien volgens het nationale recht de uitvoering van de overeenkomst niet anderszins kan worden verhinderd?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-234/04 Kapferer; C-119/05 Lucchini; C-507/08 Frucona
Specifiek beleidsterrein: EZ mede VenJ

Gerelateerde documenten